In zijn spitsvondige columns zet student Jurijn Timon de Vos vraagtekens bij ogenschijnlijke vanzelfsprekendheden in het (studenten)leven. Zijn doel: het bestrijden van onverschilligheid.
De Universiteitsbibliotheek, in de volksmond ook wel de UB genoemd. Menig kolomschrijver nam haar al mee in zijn schriftelijke overpeinzingen. Ditmaal ruim ook ik een plekje in voor deze machtige boekenbunker op onze groene campus. Hierbij put ik uit eigen ervaring; net als veel medestudenten meende ik er namelijk verstandig aan te doen mijn leerproces in de grote leeszaal van de UB te laten voltrekken.
Mijn keuze voor de leeszaal, vol met boekenkasten, was vooral een gevoelsmatige. Klinische hallen met dwingende Engelse namen zoals de Learning zone hebben me nooit bekoord. Evenmin voelde ik enige drang de bedompte UB-kelderruimte met een overvloed aan onnatuurlijke tl-verlichting op te zoeken.
Eenmaal gezeteld in de grote leeszaal, blikte ik rond. Ik stelde vast dat de zaal een aangename symbiose aan stijlen kent. De gepropellereerde plafondluchtafzuiging doet aan een fabriek denken, terwijl de rijen witte hanglampen iets weghebben van een zuilengalerij. Het meest in het oog springend is echter het fraaie roomse glas-in-loodraam. Dit straalt een gepaste geestelijke rust uit. Ideaal om te studeren. Althans, dat zou je denken.
Deze waargenomen studiesereniteit bleek spijtig genoeg van korte duur. Tegenover mij plofte algauw een aangesnoerde, d.w.z. muziek luisterende, student neer. Zonder blikken of blozen schudde hij de ganse AH-ontbijtafdeling op tafel. Dit was het startschot voor een heuse schranspartij, die tot laat in de namiddag voortduren zou. De jongen verslond mandarijnen, rijstwafels, croutons, eiersalades, cruesli enzovoort. Hierdoor kwam hij, maar ook ik, niet aan leren toe.
Tot ergernis van die paar studenten die naar de leeszaal waren gekomen om wel te studeren, bleek mijn buurman niet de enige ordeverstoorder. Waar mijn tafelgenoot drukdoende was met alle geweld de lip van een pot Skyr-yoghurt los te trekken, waren vrijwel alle anderen om mij heen ook aan het pellen, peuzelen, plukken en prakken. De publiekelijke vraatzucht bleek zowaar aanstekelijk.
De constante drang naar eten, die kennelijk niet gestild kon worden in de daartoe aangewezen plek, de Refter, was niet het enige probleem. Er was een ander dilemma waar men in de UB mee kampte: vrijwel allen pijnigden hun hersenen met het vraagstuk hoeveel slokken water er nodig zijn om een alinea tekst te kunnen begrijpen. Klaarblijkelijk veel. Ik heb zelden mensen op zulk een laffe wijze zoveel water zien nippen.
Niet alleen de dominante Dopper-filosofie, die ons wijsmaakt dat je de gehele dag water naar binnen moet gieten, had de leeszaal in haar greep. Ook het continue oplichten en het vibreren van mobieltjes ontnam de ruimte het laatste beetje studiegehalte. Na één middag vond ik het welletjes. Mij daar niet meer gezien.
Het is geen wonder dat frequente leeszaalgangers keer op keer onvoldoendes halen; leren doen ze immers niet. Medelijden hoort hun dan ook niet toe te komen. Men kan niets anders dan concluderen dat in de leeszaal van de UB van alles gebeurt, maar één ding nauwelijks: studeren. Het is bijzonder triest dat in het hart van een kennisinstituut een hoopje besluitelozen de studie naar de marge weet te verdrijven. Welkom in de UB, de vrijplaats voor studieontwijkers.