In zijn spitsvondige columns zet student Jurijn Timon de Vos vraagtekens bij ogenschijnlijke vanzelfsprekendheden in het (studenten)leven. Zijn doel: het bestrijden van onverschilligheid.
Tradities zijn er niet om in ere te houden, maar ze zijn er om ter discussie te stellen. Dat moet de persoon die brieven verzond onder de naam van de Binnenstadwethouder – jazeker, Nijmegen heeft er echt een – ook gedacht hebben. In de door de gemeente als nep bestempelde brief riep de wethouder hoegenaamd scholen en winkeliers op dit jaar de goedlachse secondant van de Goedheiligman van raciale kenmerken te ontdoen.
De lezer die nu denkt of hoopt dat deze kolomschrijver in de slangenkuil genaamd de Zwarte Pietdiscussie zal springen, moet ik teleurstellen. Hoezeer ik ook begrijp dat de reeds aanwezige pepernoten (kruidnoten zo je wilt), chocoladeletters en schuimpjes in de schappen een mens hiertoe kunnen bewegen, wil ik graag de slag maken naar een andere traditie, namelijk naar een heuse Radboudtraditie. Hierbij doel ik niet op notoire RU-tradities als de vleesloze maandag in de Refter, het publiekelijk dragen van de omhoog kruipende Radboudtrui of de traditie van de zekerheid dat CICAM-tentamens zonder geestelijke inzet gehaald kunnen worden. Ik richt me op juist die ene Radboudtraditie die spijtig genoeg níet ter discussie staat. Dit betreft het jaarlijks terugkerende fenomeen van de fietsenstallingbegeleiders, ook wel fietscoaches genoemd.
Deze geelgeheste lieden hebben elke doordeweekse septemberdag tussen 08.00 en 16.00 uur de taak studenten te begeleiden bij het stallen van hun rijwiel of wat daarop lijkt. Met het verlenen van deze extra dienst doet de Alma Mater haar nipt behouden titel van Beste Brede Universiteit eer aan; aan alle studentennoden wordt immers gedacht.
De verstrekte hulp doet me denken aan mijn basisschooltijd, tijdens welke meester Wim de leerlingen in de eerste weken ook hielp met parkeren. In tegenstelling tot de RU begreep meester Wim alleen wel dat eenmalig begeleiden niet effectief is. In de regel volgt na een periode van bewustwording namelijk een periode van handhaving. Zeker wanneer de bewustwordingsfase bij RU-studenten niets meer dan het verder inslijten van laksheid bewerkstelligt, is handhaving strikt noodzakelijk. Deze laksheid is overigens niet vreemd: als al in de eerste collegemaand het denken over een stalwijze volledig uit handen wordt genomen, is menige prikkel tot zelfinzicht daarna weg.
Begrijp me niet verkeerd. Ik heb grote waardering voor de begeleiders die massa’s slechtgeluimde, haastende studenten helpen zonder daar ook maar een verbaal bedankje of enig oogcontact voor terug te krijgen. Feit is echter wel dat in deze situatie niet-bindend, tijdelijk advies net zoveel uithaalt als geen advies. Het grote aantal verkeerd gestalde en zelfs gedominode fietsen is mijn stille getuige.
Gezonde tradities gaan met hun tijd mee. Zo ook de traditie van de stallingsbegeleiders. Laat fietscoaches niet alleen vrijblijvend advies schenken, maar geef hun ook de mogelijkheid de spreekwoordelijke roede te hanteren. Een student weet dondersgoed wanneer zijn rijwiel asociaal geplaatst is en mag de gevolgen daarvan best onder ogen zien.