Thom Wijenberg serveert in het ANS een vers en gezond bijgerecht op basis van studentikoze belevenissen en frustraties. Kan sporen van ironie, fictie en zelfverheerlijking bevatten.
Het is een willekeurige dag in een willekeurige collegeweek. Tegen beter weten in ben ik weer uit mijn nest gekropen om in de UB te gaan studeren. Ik maak mezelf nog steeds wijs dat ik daar beter kan werken, maar het enige wat ik daar beter doe dan thuis is geld uitgeven (broodjes, koekjes, koffie) en dom naar het volk om me heen kijken. Vooral in dat laatste ben ik bijzonder getalenteerd, al zeg ik het zelf. Het liefst zou ik gewoon de hele dag kijken naar mijn medemens, proberen te ontrafelen waarom die veredelde chimpansee doet wat hij doet.
Op die middagen, als mijn laptop weer voor spek en bonen staat te brommen en het boek op mijn tafel er alleen ter decoratie ligt, denk ik wel eens dat ik mijn roeping heb gemist. Misschien had ik toch Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie moeten studeren? Dan was ik misschien op dit moment wel aan het promoveren op de homo academicus en zijn vele ondersoorten. Een aantal ken ik er al. Zo heb je de korpsballen, de quinoakutten en de ik-heb-dit-tentamen-weer-zó-slecht-gemaakt-en-ik-haal-uiteindelijk-toch-weer-een-negenstudenten. Deze soortnamen passen nog niet geheel in een academisch jargon, maar het begin is er.
Dankzij mijn opleiding als neerlandicus heb ik voor een dergelijk onderzoek allang de juiste literatuur gevonden. Zo werd mijn promotieonderzoek al min of meer uit- gevoerd in de negentiende eeuw en wel door schrijver Johannes Kneppelhout. Deze rechtenstudent uit Leiden (een extreme variant van het korpsballetje) publiceerde onder het pseudoniem Klikspaan een bundel genaamd Studenten-typen. Hierin beschreef hij twaalf categorieën studenten. Een aantal daarvan dwalen in 2018 nog steeds rond op de universiteit. We kennen bijvoorbeeld allemaal wel een ‘hoveling’, die ene kontenlikker die de professor zelfs zijn broodtrommeltje nadraagt. Of wat dacht je van de ‘klaploper’, een skere schooier in hart en nieren. Hij zal je nog verraden voor een zakje patatje joppiechips. En op het geld dat je gisteren voor zijn blikje red bull hebt betaald, hoef je ook niet meer te rekenen.
Ook voor Kneppelhout en mij is er een categorie: de ‘student-auteur’. Dit miskende genie verdoet zijn kostbare tijd in de bibliotheek door columns te schrijven en zijn medestudenten te classificeren. Aan schoolwerk komt hij daarom nauwelijks toe. Maar niet getreurd. Kneppelhout heeft met zijn studententypen immers wel mooi een plekje in de Nederlandse literatuur weten te bemachtigen. Wie weet slaag ik daar met deze columns ook wel in.