Naomi Habashy woont zowat in de UB. Een treurig feit, maar ze is lang niet de enige. Vanaf haar plekje in de leeszaal observeert ze de mensen om haar heen, die net als zij met andere dingen bezig zijn dan studeren. In deze column rapporteert ze haar bevindingen.
Illustratie: Inge Spoelstra
Of het nu een regenachtige donderdag in november, een stille avond in januari of een vroege ochtend in april is, sommigen zijn er altijd. Het maakt ook niet uit op welk moment van de dag en voor hoe lang je er zelf bent, zij zullen er zijn; net alsof ze er wonen. Je zou je bijna gaan afvragen waar ze hun tandenborstel laten. En die volstrekt willekeurig geplaatste deuren in de verdieping, bewaren ze daarachter hun kleren? Rollen ze ‘s ochtends hun matje tussen de theologieboeken op en slenteren ze daarna, met toilettas onder de arm, naar de wc’s?
Je zou bijna denken dat ze hun dag écht zo beginnen. Boven nemen ze een kopje koffie uit de automaat voor een goed begin van de dag, en langzaamaan zien ze de eerste mensen door de automatische deuren naar binnen stromen. Onder hen bevindt zich altijd wel iemand die eerst nog de krant gaat zitten lezen aan de tafels bij de trap. Net als deze bewoner weer terug wil gaan naar zijn plek komt hij een bekende tegen.
Oh, hey hallo! Hij ook hier? Ze had niet verwacht dat hij er al zou zijn. Die reactie is op zijn zachtst gezegd opmerkelijk; ze groeten elkaar iedere ochtend om deze tijd bij de automaat. Ja natuurlijk is hij er al. Hij heeft net ontbeten en z’n krant al uit. Hij moest maar weer eens terug naar de verdieping.
Wat goed van hem; vroeg beginnen betekent vroeg klaar zijn. Daar heeft ze zeker een punt, hij heeft ook nog veel te doen. De bewoner lijkt zijn dag te beginnen zoals ieder ander, alleen weet niemand wanneer hij op zijn plek is neergestreken. Het enige wat je weet is dat hij er eerder was dan wie dan ook en dat je zijn vertrek waarschijnlijk niet zult meemaken. De meesten haken eerder af, maar hij gaat onverstoorbaar door. Hij besluit zelfs tot het einde te blijven en pakt pas zijn spullen bij elkaar wanneer het sluiten van de bieb wordt aangekondigd. Hij loopt nog een laatste rondje langs de stellingen, daarna lijkt hij te verdwijnen. Om kwart over twaalf wordt er in een hoekje van de verdieping een nachtlampje zelfgenoegzaam uitgeknipt. Morgen is er weer een dag.
Deze column verscheen eerder in de twee editie van ANS 2019-2020