De rubriek ZAP van televisierecensent Hans Beerekamp is een van de best gelezen stukken in het NRC Handelsblad. Dagelijks is hij voor zijn lezers een gids, in een landschap dat voor velen van hen steeds vreemder wordt. ‘Lezers hoeven het niet altijd met je eens te zijn, maar ze moeten je oordeel wel kunnen vertrouwen.’
Tekst: Chiel Nijhuis
Foto’s: Tom Plaum
Dit artikel verscheen eerder in de vijfde editie van ANS.
In de enigszins rommelige Amsterdamse bovenwoning nemen een comfortabele fauteuil en een televisie van een jaloersmakend formaat een centrale plaats in. Dat is geen overbodige luxe, want als televisierecensent voor het NRC Handelsblad kijkt Hans Beerekamp dagelijks tussen de tien en twaalf uur televisie. ‘Daar heb ik op een gegeven moment toch maar in geïnvesteerd’, lacht hij, ‘anders is dit werk niet vol te houden.’ Een wandbrede stellage gevuld met DVD’s van de meest uiteenlopende genres herinnert aan het begin van Beerekamps carrière toen hij nog films recenseerde. Eerst werkte hij bij dagblad De Waarheid, van de Communistische Partij Nederland, daarna bij het NRC. Na bijna twintig jaar films te hebben gerecenseerd, stapte Beerekamp op verzoek van de hoofdredactie van het NRC in 2003 over op televisie. ‘De moord op Pim Fortuyn zorgde ervoor dat de beeldvorming op tv veranderde. Dat vond ik interessant, dus ben ik ingegaan op het verzoek van de hoofdredactie, onder de voorwaarde dat ik na anderhalf jaar weer over films mocht schrijven.’
Hij kan er nu om lachen, maar veertien jaar later uit Beerekamp nog steeds zijn mening over tv in zijn rubriek ZAP. ‘Tijdens mijn eerste jaar als televisierecensent kwam er bij het NRC een nieuwe hoofdredactie en deze had geen boodschap aan de afspraken die met de oude redactie waren gemaakt.’ Met de passie van een liefhebber vertelt hij wat hem het afgelopen decennium heeft beziggehouden. De beeldvorming op tv, de kwaliteit van televisieseries en de invloed van het internet op de televisie: Beerekamp zapt er met genoegen langs.
Kroniek over beeldvorming
In zijn dagelijkse recensies let Beerekamp vooral op de manier waarop de actualiteit in beeld wordt gebracht. ‘Een van de redenen dat ik over televisie ben gaan schrijven, is dat de relatie tussen beeld, politiek en macht mij altijd heeft geïnteresseerd. Het leek mij een leuke uitdaging om dagelijks een soort kroniek te kunnen schrijven over de ontwikkeling van beeldvorming op de televisie.’ Beerekamp gebruikt het ‘Trumpisme’ als een voorbeeld voor de invloed van de politiek op de beeldvorming op tv. ‘Trump trekt het bestaan van een objectieve werkelijkheid in twijfel. Dit wordt ook wel post truth genoemd. Deze politieke draai aan de werkelijkheid heeft ook invloed op de media. Laatst hoorde ik Martin Gelauff, hoofdredacteur van de NOS, zeggen dat ze in hun verslaggeving meerdere realiteiten naast elkaar willen zetten.’
Wat men zegt is slechts één onderdeel van beeldvorming. De vraag wie wat zegt is bijna even belangrijk. In dat kader voert Beerekamp kleine onderzoekjes uit om te kijken wie of wat beeldbepalend is. ‘Nu de verkiezingen er aankomen, turf ik bijvoorbeeld welke politici bij talkshows mogen aanschuiven. Zo kun je inzichtelijk maken welke politieke partij het meest in beeld is.’ Dat is niet het enige waar Beerekamp bij het kijken van talkshows op let. Gedurende drie maanden heeft hij bijvoorbeeld bijgehouden hoeveel vrouwen bij de praatprogramma’s het woord mogen voeren. Wat blijkt: minder dan 20 procent van de talkshowgasten is een vrouw. Volgens Beerekamp is de verdeling tussen man en vrouw tegenwoordig niet de enige tegenstelling die van belang is. De Nederlandse Publieke Omroep (NPO) wil namelijk ook meer mensen met een lage opleiding in beeld brengen. ‘De omroepen zitten daardoor met de handen in het haar, want laagopgeleide talkshowgasten moeten natuurlijk wel iets te vertellen hebben.’
‘Jinek was in de eerste seizoenen vrij rampzalig, maar ze heeft bijgeleerd.’
Drama op televisie
De praatprogramma’s die een groot deel van Beerekamps dag beheersen, trekken soms een zware wissel op zijn humeur. ‘Wat mij vreselijk ergert aan deze programma’s is dat talkshowgasten zelden een betoog kunnen houden zonder in de rede te worden gevallen door een nieuwe vraag of een filmpje dat tussendoor komt.’ Langzaam komt hier echter verandering in. Eva Jinek doet het in het nieuwe televisieseizoen volgens Beerekamp zelfs zo goed dat zij door hem is uitgeroepen tot de koningin van de latenight.
‘Jinek was in de eerste twee seizoenen vrij rampzalig, maar je merkt dat ze heeft bijgeleerd. In haar programma begint men nu een beetje normaler te praten en zijn de gesprekken redelijker.’ Jinek staat dit seizoen qua kijkcijfers dan ook consequent boven RTL Latenight. ‘De formule van Humberto Tan lijkt te zijn uitgewerkt; mensen zijn blijkbaar steeds minder geïnteresseerd in popzangers en enge ziektes.’
Over de gehele bandbreedte is er volgens Beerekamp nog ontzettend veel rotzooi op tv. Toch vindt hij dat een onzinprogramma goed in elkaar kan steken. ‘De realityshow over Peter Jan Rens, Doen ze ‘t of doen ze ‘t niet?, is een voorbeeld van pure tinnef, maar wel erg knap gemaakte tinnef.’
Over de kwaliteit van Nederlandse dramaseries, die vaak door de NPO worden uitgezonden, is Beerekamp positief. Volgens hem kunnen series als Penoza en Klem concurreren met Scandinavische series, hoewel die wereldwijd meer erkenning krijgen. ‘Naar mijn smaak vallen series uit Zweden of Denemarken vaak in herhaling. De plots zijn zo voorspelbaar dat ik ze van tevoren kan uittekenen. Het verhaal gaat altijd over een vrouwelijke politie-inspecteur met psychische klachten die zich daardoor volledig op de misdaadbestrijding stort. Wat dat betreft hebben Nederlandse series een hoger niveau.’ De verhaallijnen van series van eigen bodem snijden volgens Beerekamp thema’s aan die maatschappelijk relevant zijn. Tegenwoordig gaat Nederlands drama vaak over de vervlechting van de onderwereld met de legale bovenwereld. Klem gaat bijvoorbeeld over een belastinginspecteur die in contact komt met een beroepscrimineel en zich niet meer aan zijn invloed kan onttrekken. In oudere series, uit de jaren 60 en 70, lag de maatschappelijke betrokkenheid er veel dikker bovenop. ‘Vaak gingen de series uit die tijd over een fictieve middelgrote gemeente en was het thema van de ene aflevering het milieu en van de volgende aflevering werkloosheid. Gelukkig doen Nederlandse dramaseries het tegenwoordig beter.’
Toekomst van de beeldbuis
Hoewel de rubriek van Beerekamp nu nog goed gelezen wordt, is het maar de vraag of dit zo blijft. Mensen kijken immers steeds minder naar lineaire televisie – televisieprogramma’s die op een vast tijdstip worden uitgezonden – en steeds vaker naar series via internet. Hoewel de kijkcijfers van lineaire televisie de laatste jaren erg teruglopen, denkt Beerekamp dat er altijd een behoefte zal blijven aan het gelijktijdig bekijken van uitzendingen. ‘Lineaire televisie is een bindmiddel voor de samenleving, doordat mensen uitzendingen tegelijkertijd bekijken. De Wereld Draait Door, Jinek of Wie is de Mol? zijn daardoor nog steeds onderwerp van gesprek. Dat is ook de keerzijde van televisie kijken via internet: enerzijds hebben wij hierdoor veel meer vrijheid, anderzijds heeft er een enorme versplintering plaatsgevonden omdat mensen zich steeds meer in hun eigen bubbel terugtrekken.’
‘Een lezer vertelde mij eens dat ze zo blij is dat ik correspondent ben in een land dat zij niet meer bezoekt.’
De veranderingen in de manier waarop men televisie kijkt, hebben ook gevolgen voor het werk van een recensent. De rubriek van Beerekamp wordt vaak gelezen door mensen die amper nog televisie kijken, maar soms toch een goede documentaire willen zien. Beerekamp glundert als hij vertelt over de reacties die hij soms van zijn lezers krijgt. ‘Een lezer vertelde mij eens dat ze zo blij is dat ik correspondent ben in een land dat zij niet meer bezoekt.’ Tegenwoordig hoeft de tv-recensent de lezer niet meer voor te kauwen welke programma’s hij mag kijken. Vroeger gebeurde dat wel, zoals in de oude tv-rubriek Ten Geleide van de Volkskrant, die toen nog katholiek was. Een recensent moet ergens voor staan volgens Beerekamp. ‘Het is belangrijk dat je persoonlijk bent. Je moet herkenbaar zijn voor je lezers. Ze hoeven het niet altijd met je eens te zijn, maar ze moeten je oordeel wel kunnen vertrouwen.’ De komst van het internet heeft niet alleen het kijkgedrag veranderd, het heeft ook geleid tot een groter aanbod van programma’s. Het werk van de televisierecensent is er dus niet makkelijker op geworden, waardoor steeds minder mensen het werk aankunnen. ‘Mijn collega bij de Volkskrant, Jean Pierre Geelen, is er een tijd geleden mee gestopt. Hetzelfde speelt bij De Telegraaf; waar ze na het vertrek van Marcel Peereboom niemand meer kunnen vinden die bereid is zo’n breed scala aan programma’s te kijken.’
Zelf stopt Beerekamp over anderhalf jaar met recenseren. ‘Tegen die tijd ben ik 66 en ontvang ik mijn eerste AOW-premie. Dan stop ik ook met mijn dagelijkse rubriek. Samen met het NRC ben ik al hard op zoek naar een manier om ZAP voort te zetten. We weten niet hoe de lineaire televisie zich zal ontwikkelen, dus misschien moeten we een andere vorm voor de recensie verzinnen. Ik denk wel dat het vak blijft bestaan, zolang er behoefte is aan een gesprek over televisie.’ Beerekamp overweegt om zijn pensioen in te vullen met het schrijven van een wekelijkse column en het geven van trainingen aan jonge redacteuren. Daarnaast is hij in gesprek met een uitgever over twee boeken. ‘Journalisten die met pensioen gaan, hebben de neiging in een gat te vallen en binnen een half jaar te overlijden. Dat wil ik voorkomen.’