In conflictgebieden kan het voor onderzoekers met een westerse achtergrond lastig zijn om zich niet te laten leiden door hun eigen wereldbeeld. Ontwikkelingssocioloog Mathijs van Leeuwen probeert een open blik te houden tijdens het doen van onderzoek in conflictgebieden. ‘Door alleen te focussen op wat ik zelf problematisch vind, verlies ik allerlei andere strijdpunten uit het oog.’
Tekst: Jeyna Sow
Foto’s: Joep Dorna en Mathijs van Leeuwen
Dit artikel verscheen eerder in de vijfde editie van ANS.
Als buitenstaander is het niet moeilijk om een beeld te vormen van het vredeswerk dat ontwikkelingsorganisaties zoals Oxfam Novib in ontwikkelingslanden uitvoeren. Wat echter vaak wordt vergeten, is dat in deze gebieden ook veel onderzoek wordt gedaan. Mathijs van Leeuwen is een van deze onderzoekers die belangrijk werk in conflict- en post-conflictgebieden verricht. Als ontwikkelingssocioloog aan de Radboud Universiteit (RU) houdt hij zich bezig met het doen van onderzoek naar conflicten. Van Leeuwen is werkzaam bij het Centrum voor Internationaal Conflict – Analyse & Management (CICAM), een zelfstandige afdeling gelieerd aan de wetenschapseenheid van Politicologie van de RU. CICAM verricht wetenschappelijk onderzoek en verzorgt onderwijs op het terrein van vrede, veiligheid oorlog en conflict.
Zelf doet Van Leeuwen voornamelijk onderzoek naar conflicten over land in het Grote Merengebied in Midden- Afrika. Hierbij kijkt hij ook naar de bijdrage die nationale overheden en vredesorganisaties kunnen leveren bij het oplossen van deze conflicten. De meeste conflicten zijn veel complexer dan ze in eerste instantie lijken. ‘Land is een hele belangrijke kwestie waar allerlei andere tegenstellingen in de samenleving tot uiting komen.’ Na een burgeroorlog ontstaan veel conflicten, omdat het land van terugkerende vluchtelingen inmiddels is bezet door andere mensen. Dit gebeurde bijvoorbeeld na de burgeroorlog in Burundi. Daar keerden grote groepen Hutu-vluchtelingen terug die jarenlang in buurland Tanzania hadden gewoond. ‘Hun land was inmiddels bezet door familieleden, buren en mensen uit andere delen van het land, waaronder veel Tutsi. Als compromis werd het land aanvankelijk verdeeld tussen terugkeerders en de nieuwe inwoners. Maar toen de regering vanwege politiek opportunisme de aanspraken van terugkeerders ging bevoordelen, kreeg lokale onenigheid over land opeens een nare ethno-politieke lading.’
Is het uw taak als onderzoeker om conflicten op te lossen?
‘Natuurlijk hoop ik een bijdrage te leveren. Als onderzoeker houd ik me bezig met het achterhalen van de dieperliggende oorzaken van conflicten, de ontwikkeling ervan en hoe interventies uitpakken. Zo kan het complete plaatje worden weergegeven. Door het doen van onderzoek worden situaties verder uitgediept en vaak juist complexer. Soms is dat lastig voor interveniërende organisaties. Waar ik bezig ben met het uitdiepen van de situatie, hoort een ontwikkelingsorganisatie juist liever wat er concreet kan worden gedaan. Helaas is het vaak zo dat hoe meer je weet, hoe moeilijker het wordt om met een concrete oplossing te komen.’
‘Het is naïef om te denken dat ik grote veranderingen teweeg kan brengen.’
Wat is uw relatie met ontwikkelingsorganisaties?
‘Je moet erop letten dat je ook bij zulke organisaties een onafhankelijke positie inneemt. Als wetenschapper is het namelijk belangrijk om niet te dicht op de praktijk te zitten. Onafhankelijk onderzoek draait om het stellen van kritische vragen, ook over de interveniërende organisaties. Moet er bijvoorbeeld überhaupt worden ingegrepen in conflictsituaties, of draagt dat niet bij aan de opbouw van vrede? We moeten niet vast komen te zitten in de focus op interventies. Uiteindelijk gaat het om het vinden van de balans tussen interventies en de uitvoering van onderzoek. ‘Toch vind ik dat je af en toe best advies mag geven of activerende uitspraken mag doen. Als onderzoeker sta je een beetje buiten de samenleving waardoor je juist contact hebt met iedereen. Hierdoor kan kennis en ervaring worden opgedaan op veel verschillende vlakken. Ik vind dat deze kennis zeker moet worden gedeeld. Omdat ik me bezighoud met gevoelige kwesties zoals gewelddadige spanningen en de rol die conflicten spelen in het dagelijks leven van mensen, vereist het geven van advies een bepaalde voorzichtigheid. In sommige situaties is het vinden van de balans lastiger dan in andere, omdat men toch is geneigd om te denken in oplossingen.’
Heeft u zelf meegemaakt dat u een oplossing bood waar dat niet gepast was?
‘Ja, dit heb ik in Zuid-Soedan meegemaakt. Ik werkte toen bij een vrouwenorganisatie die probeerde bij te dragen aan het oplossen van problemen in de gemeenschap en het verwerken van gewelddadige conflicten in het verleden. Op een bepaald moment heb ik daar met veel enthousiasme over traumaverwerking in Nederland verteld en hoe belangrijk het is om te praten over wat je hebt meegemaakt. Naderhand kwam een van de vrouwen naar me toe. Ze vertelde dat ze samen hebben geprobeerd om er open over te praten, maar dat dit lastig is. Wanneer iemand niet de ruimte en veiligheid heeft om problemen te delen, wordt praten juist nutteloos. Toen dacht ik: daar heb je mij weer met mijn adviezen en mijn westerse kijk op bepaalde problemen.’
Uw eigen achtergrond sluit dus niet altijd aan bij de lokale bevolking. Hoe gaat u hiermee om tijdens het doen van onderzoek in conflictgebieden?
‘Ik realiseer me dat ik als buitenstaander een klein zetje kan geven, maar dat ik nooit de hele situatie kan veranderen. Ik zie uiteindelijk maar een klein deel. Het is daarom heel naïef om te denken dat ik grote veranderingen teweeg kan brengen.
‘Ook verschillende Afrikaanse organisaties houden zich bezig met de invloed van de persoonlijke achtergrond van onderzoekers op de lokale bevolking. Zij richten zich niet alleen op westerse onderzoekers, maar ook op lokale onderzoekers die regelmatig hun standaardoplossingen klaar hebben en vergeten te kijken naar wat er precies speelt. Deze Afrikaanse organisaties stellen dat het belangrijk is om voorzichtig te zijn met interpretaties. Als je als onderzoeker bijvoorbeeld het idee hebt dat vrede kan worden gerealiseerd door de staat te versterken, ga je in sommige situaties juist de lokale dynamiek voorbij. In Oost-Congo heeft de staat bijvoorbeeld een slechte reputatie. Dat is in dit geval dus niet de meest adequate partij om mee te werken. Als onderzoeker heb ik ook mijn vooroordelen en stokpaardjes, dingen die ik belangrijk vind om te onderzoeken. Door me alleen te focussen op wat ik zelf problematisch vind, verlies ik allerlei andere belangrijke aspecten uit het oog.’
‘Door de ideologie achter deze rechten te achterhalen, is het mogelijk om op discrete wijze te kijken naar kwesties waar ik in eerste instantie niet achter sta.’
Toch is het mogelijk dat zich situaties voordoen waar u zelf onmogelijk achter kan staan. Wat doet u in dit soort gevallen?
‘Ik probeer eerst op zoek te gaan naar de achterliggende gedachte. Het verschil in erfrechten omtrent land tussen mannen en vrouwen is een voorbeeld van een dergelijke situatie. Veel traditionele rechtssystemen bieden weinig rechten voor vrouwen. Stukken land worden bijvoorbeeld bijna altijd via de mannelijke lijn overgeërfd. In eerste instantie vond ik dit een oneerlijk principe. Na verder onderzoek bleek de situatie echter ingewikkelder in elkaar te zitten. Een belangrijke doelstelling van traditionele landrechten is het garanderen van toegang tot land voor toekomende generaties. Je bent nooit eigenaar van het land, slechts verzorger zolang je leeft en het gebruikt. Ook mannen hebben dus beperkte rechten op land. En juist het invoeren van formele landrechten resulteert vaak in het versterken van rechten van mannen, ten koste van vrouwen. Door de ideologie achter deze rechten te achterhalen, is het mogelijk om op discrete wijze te kijken naar kwesties waar ik in eerste instantie niet achter sta. Ook hier houd ik dus rekening met het belang van de lokale bevolking.’
Werkt u actief samen met lokale onderzoekers om het belang van de lokale bevolking mee te nemen?
‘Ik probeer bij het doen van onderzoek in conflictgebieden of post-conflictgebieden altijd samen te werken met lokale wetenschappers en medewerkers. Aan de ene kant helpt dit bij het interpreteren van de problemen waardoor ik me kritisch op kan stellen. In het Grote Merengebied werk ik bijvoorbeeld samen met vertalers of veldmedewerkers. Zij hebben daar connecties en basiskennis van de lokale omstandigheden. Taal is ontzettend belangrijk. Het is een kennisstructuur en laat veel zien over de cultuur, maar in sommige gevallen kan taal lastig zijn. Soms krijg ik geen duidelijk antwoord op een vraag tijdens een interview, omdat het bijvoorbeeld een gevoelige vraag is. Mijn vertaler helpt mij dan bij de beslissing of ik door moet vragen of het beter kan laten zitten. Daarnaast weten ze ook wat er achter een antwoord zit, omdat ze dit af kunnen leiden aan de manier waarop iemand iets vertelt. Ik ben natuurlijk verantwoordelijk voor het eindresultaat, maar de veldmedewerkers werken net zo hard mee aan de interpretatie.
‘Door samen te werken met de lokale bevolking draag ik bij aan het ontwikkelen van de lokale onderzoekscapaciteit en ik denk dat daar mijn kracht zit. Het is goed dat mensen vragen stellen over hun eigen samenleving en dat kan door ze te betrekken bij onderzoek.’