Op 1 mei nam Daniël Wigboldus het stokje over van Gerard Meijer als voorzitter van het College van Bestuur. ANS sprak de nieuwe voorzitter over zijn plannen voor de komende jaren en zijn ideeën over het voorzitterschap. ‘Ik wil me zo lang mogelijk inzetten voor de Radboud Universiteit.’
Tekst: Vincent Veerbeek
Foto’s: Tom Plaum
Sinds mei is Daniël Wigboldus voorzitter van het College van Bestuur (CvB) van de Radboud Universiteit (RU). Enkele weken na zijn aantreden maakte Wigboldus tijd voor een openhartig gesprek met de ANS. Met enthousiaste gebaren en een opgewekte blik vertelt hij honderduit over hoe bijzonder het is om aan het hoofd van de RU te staan.
Na het vertrek van Gerard Meijer op 1 januari ging de zoektocht naar een nieuwe CvB-voorzitter van start. De keuze viel uiteindelijk op Daniël Wigboldus (47), destijds decaan bij de Faculteit der Sociale Wetenschappen (FSW). De nieuwe voorzitter van het CvB heeft een lange carrière in de wetenschap gehad, waarbij hij werkzaam was in Amsterdam en Nijmegen. Toch wilde Wigboldus zich niet tot het onderzoeksveld beperken en ging hij zich steeds meer met onderwijs en besturen bezighouden. Na een periode als hoogleraar sociale psychologie aan de RU en onderwijsdirecteur bij psychologie en kunstmatige intelligentie was Wigboldus de afgelopen vier jaar decaan bij de FSW. Hoewel hij nooit de wetenschap in is gegaan met de intentie om voorzitter te worden, ziet Wigboldus het zelf als een uitdagende vervolgstap in een carrière die hem telkens op een hoger bestuursniveau heeft gebracht. ‘Ik ben niet van het ene op het andere moment van de wetenschap naar het fulltime besturen gegaan. Dat is een ontwikkeling van meerdere jaren geweest.’ ANS sprak met hem over hoe hij precies van plan is de functie van voorzitter de komende jaren in te vullen.
Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen de functie van CvB-voorzitter en die van decaan?
‘Het belangrijkste onderscheid is dat ik met de hele universiteit bezig ben in plaats van met één faculteit, dus ook met zaken als veiligheid, de inrichting van de campus en de relatie met organisaties buiten de universiteit. Als CvB-lid sta je in die zin verder af van specifieke opleidingen. Ik ben bijvoorbeeld bezig met de vraag welke visie op wetenschappelijk onderwijs we uit willen dragen. Toch voelde ik me ook als hoogleraar en decaan verbonden met de gehele universiteit. Onder decanen heerst de opvatting: “We zijn samen de Radboud Universiteit”. Niemand is puur en alleen met zijn of haar eigen faculteit bezig, zelfs al ligt daar wel de nadruk. Het verschil is vooral dat het als CvB-lid echt mijn opdracht is om met de universiteit als geheel bezig te zijn.’
Is het een voordeel dat u vanuit de universiteit zelf benoemd bent?
‘Het grote pluspunt is dat ik de universiteit al goed ken. Ik heb in mijn verschillende posities aan de RU veel ervaring opgedaan en dat maakt dat je weet waar het over gaat. De zaken waar ik me mee bezighoud zijn niet alleen getallen op papier voor mij, want ik ken de werkzaamheden en vaak ook de betrokken partijen. Het heeft natuurlijk ook voordelen om een buitenstaander met een frisse blik als voorzitter aan te stellen. Zo iemand kan met een kritischere blik kijken omdat ik me wellicht minder bewust ben van het water waar ik al jaren in zwem. Het is wel zo dat ik de andere faculteiten minder goed ken, dus in dat opzicht denk ik weldegelijk met een verse blik te kunnen kijken en wat toe te kunnen voegen. Bovendien zijn er nog steeds veel meer studenten en medewerkers die ik niet ken dan die ik wel ken.’
‘Er zijn veel delen van de universiteit die ik nog beter wil leren kennen.’
Hoe wil u het voorzitterschap in gaan vullen?
‘De koers die ik wil varen is samen te vatten in de speerpunten kwaliteit en vertrouwen. Dat is geen grote wijziging ten opzichte van de richting waarin het Radboudschip al jaren vaart en dat kan ook niet opeens. Kwaliteit, objectiviteit en transparantie moeten centraal staan en het CvB speelt daar een belangrijke rol in. Hierbij is het van belang om op elk niveau in vertrouwen samen te werken en de nadruk te leggen op persoonlijke connecties. Het gaat dus niet alleen om kwantificeerbare prestatie-indicatoren zoals het aantal wetenschappelijke publicaties. Die zijn belangrijk, maar moeten geen doel op zich zijn. Elkaar op lange termijn vertrouwen geven is belangrijker dan elkaar op korte termijn via controlemechanismes afrekenen. Dit geldt wat mij betreft zowel voor studenten als voor medewerkers. De principes kwaliteit en vertrouwen zijn het uitgangspunt en ik ben van plan me daar voorlopig op te focussen. Ik ga goed rondkijken, zeker de eerste periode, want er zijn veel delen van de universiteit die ik nog beter wil leren kennen. Als ik eenmaal weet wat daar speelt zal dat ongetwijfeld mijn ideeën verder gaan beïnvloeden.’
Wanneer is uw voorzitterschap wat u betreft geslaagd?
‘Zoals ik er nu insta is mijn voorzitterschap geslaagd wanneer we de kwaliteit van het onderwijs en het onderzoek kunnen handhaven en verder verbeteren. Dit is vooral van belang in veranderende contexten als ontwikkelingen op ICT gebied, een steeds kleiner wordende wereld, uitdagingen op duurzaamheidsgebied en een steeds maar wisselend overheidsbeleid. Als we dat samen en in goed vertrouwen doen en ik achteraf kan uitleggen waarom bepaalde moeilijke besluiten genomen zijn, dan kijk ik tevreden terug. Wat de universiteit als geheel betreft is het van belang dat de positieve ontwikkelingen van de afgelopen jaren zich voortzetten. De RU moet een rol van betekenis blijven spelen in de academische wereld en een plek zijn waar mensen die echt iets bij kunnen dragen aan de wetenschap en daarmee aan de maatschappij graag naartoe komen. Om deze doelen te verwezenlijken is het belangrijk om vanuit een heldere visie te werken. De toekomst wordt gevormd door goed opgeleide mensen en door kritisch wetenschappelijk onderzoek dat tot nieuwe inzichten leidt. Dat is ook de manier om de grote uitdagingen waar we nu mee geconfronteerd worden, zoals duurzaamheid en digitalisering, het hoofd te bieden. Die opdracht moeten wij als universiteit serieus nemen.’
U zult als voorzitter ook gaan samenwerken met de USR. Wat zijn uw verwachtingen daarvan?
‘Als decaan heb ik de medezeggenschap van studenten en medewerkers in studentenraden en opleidingscommissies altijd als heel prettig ervaren. Het is van groot belang dat je met elkaar in gesprek gaat, want je moet er samen zorg voor dragen dat het onderwijs en het onderzoek er beter van worden. Het zijn vaak juist de studenten in de medezeggenschap die kritische vragen stellen over het beleid van de RU. Je ziet hun positieve invloed terug in het uiteindelijke beleid, bijvoorbeeld in de onderwijsprogramma’s van een opleiding, en daarom zou ik niet zonder willen.’
‘De RU moet een plek zijn waar mensen die echt iets bij kunnen dragen graag naartoe komen.’
Hoe ziet u de relatie tussen het CvB en studenten die niet in de medezeggenschap zitten?
‘Zoals je merkt praat ik graag, maar ik vind luisteren ook belangrijk. Als docent heb ik altijd geprobeerd zo benaderbaar mogelijk te zijn door bijvoorbeeld te praten met studenten tijdens colleges. Dat heb ik ook als onderwijsdirecteur en als decaan altijd belangrijk gevonden, als extra bron van feedback. Op die manier maak je het ook persoonlijker, zodat het niet alleen over cijfers en vergaderstukken gaat. Tegelijkertijd, als je een cursus geeft met 40 studenten is het makkelijker om benaderbaar te zijn dan wanneer je in het CvB zit en het gaat om bijna 20.000 studenten, plus alle medewerkers van de RU. Dan kan je wel zeggen dat je deur altijd openstaat, maar dat wordt in de praktijk toch lastig.’
Wil u iets gaan doen om de zichtbaarheid van het CvB te vergroten?
‘Veel studenten houden zich denk ik niet zo bezig met het CvB. Ik zou zelf ook niet weten hoe de CvB-voorzitter tijdens mijn studententijd heette en dat is misschien maar goed ook, want ik was als student vooral met mijn opleiding bezig. Studenten die dit wel interesseert kom je bijvoorbeeld in de medezeggenschap vanzelf tegen. Toch is het goed om bij evenementen als Radboud Rocks actief aanwezig te zijn en studenten die hier colleges volgen te spreken om hun verhalen te horen. De kunst is om hier een goede balans in te vinden, want ik wil zoveel mogelijk mensen spreken, maar ik moet me ook bezighouden met bestuurlijke taken. Als ik de hele dag op pad ben lukt dat niet, maar alleen maar in het bestuursgebouw zitten is ook niet goed.’
U staat aan het begin van een nieuwe periode. Hoe lang denkt u voorzitter te blijven?
‘Dit is geen functie die je voor korte tijd doet, maar het is natuurlijk moeilijk om in de toekomst te kijken. Ik wil me zo lang mogelijk inzetten voor de RU, maar de universiteit moet ook blij zijn met mij. Zolang beide kanten tevreden zijn wil ik het zeker blijven doen. Een voorzitterschap verloopt veelal toch volgens een vast patroon, want je moet eerst de organisatie goed leren kennen en inspiratie opdoen voor het invullen van je functie. Daarna maak je concrete plannen en die voer je door, wat ook tijd nodig heeft. Op een gegeven moment loop je dan het risico dat er sleet op komt en dan kan de universiteit gebaat zijn bij nieuw leiderschap.
‘Ik ben me er heel erg van bewust dat het voorzitterschap niet om mij gaat. Ik draag mijn steentje bij en probeer mijn taken zo goed mogelijk te doen in het belang van de RU. Toch is het ook belangrijk om zelf gemotiveerd te zijn, want als je het plezier verliest moet je na gaan denken over wat je nog bij kan dragen. Zolang ik dat oprechte enthousiasme proef en mijn werkzaamheden gewaardeerd worden, lijkt het mij prachtig om dit lang vol te houden.’