Home Opinie & AchtergrondInterview Zeg maar Rob

Zeg maar Rob

door Redactie

D66-fractievoorzitter Rob Jetten had het in zijn eerste weken als voorman niet makkelijk met zijn mediaoptredens. Door zijn houterige antwoorden kreeg hij al snel de bijnaam ‘Robot Jetten’. De start van zijn Kamerlidmaatschap in 2017 was minder enerverend. ‘Mijn eerste weken in de Kamer waren best wel saai.’

Tekst: Rindert Oost
Foto’s:
David van Haren

Dit artikel verscheen eerder in de zesde editie van ANS.

rob750x500

ANS en Rob Jetten gaan ver terug. De negentienjarige Jetten woonde als student Bestuurskunde in een naar eigen zeggen ontzettend brak studentenhuis. ‘Alles was kapot en het tochtte enorm’, lacht hij. Daarom besloot hij op zoek te gaan naar een nieuw onderkomen. Op datzelfde moment organiseerde ANS een nepkijkavond om te ontdekken hoe ver studenten zouden gaan om een kamer te bemachtigen. Jetten zag wel wat in de zogenaamde kamer van 35 vierkante meter voor een appel en een ei en hapte meteen toe. ‘Het leek mij wel een gezellig huis’, geeft hij meteen toe wanneer hem ernaar wordt gevraagd. ‘Maar het was een hele rare kijkavond, een tikkeltje awkward. Ik moest allerlei gekke vragen beantwoorden. Toch viel het bij mij nog mee. Later las ik dat iemand zich zelfs had opgesloten in een koelkast om die kamer te krijgen.’ Tegenwoordig laat Jetten zich niet meer zo gemakkelijk in de maling nemen. Hij begon tijdens zijn studie als fractievoorzitter in de Nijmeegse gemeenteraad en heeft inmiddels zijn studentenkamer ingeruild voor de Tweede Kamer. Met zo’n tien jaar aan politieke ervaring, kreeg hij direct de zwaardere portefeuilles zoals klimaat en onderwijs toegewezen. In de media werd hij spottend het oogappeltje van Pechtold genoemd. Eind 2018 werd hij fractievoorzitter van regeringspartij D66. ‘Dat is mij qua media-aandacht wel tegengevallen. Je weet dat je als fractievoorzitter in de spotlights komt te staan, maar dat de media-aandacht zo heftig is, kun je alleen maar ervaren.’

Veel mensen in Nederland kennen u vooral van uw mediaoptredens in de eerste week als fractievoorzitter. Die gingen niet echt soepel, of wel?
Lacht en antwoordt meteen: ‘Zeg maar gewoon je, hoor.’ Vervolgt: ‘Nee, ik vond zelf mijn eerste week vrij dramatisch qua mediaoptredens. Van tevoren weet je dat er gezeik komt, alleen nog niet waarover. In mijn geval ging het over mijn houterige optredens omdat ik telkens dezelfde antwoorden gaf. Dit kwam omdat ik dacht toen ik fractievoorzitter werd: “Kut, ik moet de pers te woord staan. Ik mag geen fouten maken.” Dat was gewoon mijn copingmechanisme. Nu ik erop terugkijk, vind ik het ook geen al te best plaatje, maar ik wilde bewijzen dat ik het beter kon doen.’ Grijnzend: ‘Zelf heb ik ook heel hard om Zondag met Lubach met Nijntje moeten lachen.’

Valt het fractievoorzitterschap erg tegen omdat je zo onder de loep ligt?
‘Niet per se. Het is vooral gaaf dat ik nu dichter bij het vuur zit, aan de tafel waar de knopen worden doorgehakt. Vooral de media-aandacht viel me erg tegen. Je moet het meemaken om te begrijpen hoe het voelt als de paparazzi in je voortuin liggen en dat heel Nederland een mening over je heeft.’

Een van die meningen is dat je te jong zou zijn
Zuchtend: ‘Dat krijg ik dus altijd te horen. In Nijmegen was ik 21 jaar toen ik als fractievoorzitter in de gemeenteraad begon. Ik moest toen onderhandelen met twee wethouders. “Veel te jong!” zeiden zij. Daar werd ik alleen maar strijdvaardiger van. Bij de eerste coalitieonderhandelingen in Nijmegen zat ik elke dag om half acht ’s ochtends op het stadhuis om mij te laten bijpraten door ambtenaren. Als we dan om negen uur gingen onderhandelen, wist ik af en toe meer van het onderwerp dan de twee types die al vier jaar wethouder waren.’ 

 

‘Zelf heb ik ook heel hard om Zondag met Lubach met Nijntje moeten lachen’

 

Als je hier strijdvaardig van werd, waarom koos je dan uiteindelijk voor de Tweede Kamer? 
‘Ik vond het leuk om als raadslid met beide benen in de stad te staan en bezig te zijn met concrete dingen. Na acht jaar kende ik de meeste dossiers echter wel, dus besloot ik voor mijzelf dat ik niet nog een keer de gemeenteraad in ging. In de tussentijd had ik meegewerkt aan het verkiezingsprogramma van D66 voor de Tweede Kamer. Ik dacht dat het wel heel tof zou zijn als ik ook mee mocht werken aan het realiseren van dat programma en wilde daarom de Kamer in.’

Kon je in de Kamer meteen volle bak aan de slag?
‘Nee, eigenlijk totaal niet. Om heel eerlijk te zijn was het Kamerlidmaatschap in het begin best saai. Dat kwam vooral doordat deze coalitie een ontzettend lange formatie had. Als Kamerleden zaten wij gewoon de hele dag te wachten tot de onderhandelaars klaar waren met de formatie.’

Voerde je als Kamerlid in die eerste maanden dan niets uit?
Lachend: ‘Ik heb ervoor gekozen om dan maar bij veel bedrijven, dorpen en steden op werkbezoek te gaan. Dat hield in dat ik het land introk om te zien hoe het er overal aan toe gaat. Dat was leuk, want dan ontdek je dat je als Kamerlid eigenlijk overal welkom bent. Uiteindelijk heb ik die zomer meer dan honderd van dat soort bezoeken gedaan. ‘Na de formatie moest ik wel direct hard aan de slag. Vanaf dag één had ik zware portefeuille, zoals klimaat en onderwijs. Ik merkte wel dat ik het makkelijker had dan andere beginnende Kamerleden die niet uit de lokale politiek kwamen. Collega’s die nog nooit in de politiek hebben gezeten, weten soms meer af van een bepaald vakgebied dan andere Kamerleden of zelfs de minister. Maar diezelfde collega’s kunnen zo in het onderwerp zitten, dat ze het lastig op een politieke manier kunnen benaderen. Die overstap was voor mij makkelijker, de politiek zat veel meer in mijn systeem. Ik was gewend om stukken behapbaar te maken en mijn mening over een onderwerp in een paar minuten te verwoorden.’

Rob geknipt400xGaan sommige onderwerpen jou als jonge nieuwkomer moeilijker af?
‘Ik denk dat ik als jonge politicus vooral harder moet werken, omdat ik sommige dingen voor het eerst doe. Aan de andere kant kijken Nederlandse politici de afgelopen jaren naar de samenleving alsof zij managers zijn die de boel af en toe bij kunnen sturen. Ik vind dat je meer moet doen dan alleen bijsturen. Ik vind dat je voor een ideaal moet staan’ Lachend: ‘Met Rutte en Buma, die hier al tien jaar rondlopen – als het niet langer is – krijg je een interessante dynamiek binnen de coalitie.’ Als jonge politicus wil je dus een nieuwe visie uitdragen. Waar wil jij je op richten de komende jaren? ‘Op korte termijn heeft het klimaat prioriteit, maar op lange termijn wil ik een sociaalliberale agenda. Ik denk dat onze generatie – als ik mij nog onder jullie generatie mag scharen – een ongemak voelt en op zoek is naar een soort zingeving. Alleen maar geld verdienen en meer marktwerking is niet het ideaal. Zo merken middeninkomens weinig van de economische voorspoed en hebben veel jonge mensen met een migratieachtergrond nog steeds een taalachterstand. Gelijke kansen voor iedereen, dat vind ik belangrijk. Hiervoor is wel een omslag in het denken nodig en die vereist een nieuwe generatie jonge politici.

 

‘Ik zag mijzelf die rol wel vervullen nadat Alexander Pechtold was vertrokken’

 

Als je dat wilt bereiken, kun je dan niet beter als staatssecretaris in het kabinet gaan? Je gaf aan dat iemand in het kabinet dichter bij het vuur zit dan een fractievoorzitter.
‘Een fractievoorzitter is, net als elk Kamerlid, uiteindelijk gekozen op basis van de ideeën die je zo goed mogelijk wil uitdragen. Als staatssecretaris ben je niet gekozen maar benoemd, en zit je in een van die grote torens met verantwoordelijkheid over honderden mensen. Daarnaast ben je ook maar met een klein stukje van de agenda bezig. Ik heb daar op dit moment geen zin in en ik vond dat wij genoeg geschikte kandidaten hadden.’ Glimlachend: ‘Ik ben ook pas 31 en wil eerst zien hoe vier jaar als Kamerlid bevallen’ Toch ben je na anderhalf jaar fractievoorzitter geworden. Hoe heb je die beslissing genomen? ‘Ik zag mijzelf die rol wel vervullen nadat Alexander Pechtold was vertrokken. D66 had meer nodig dan een tussenpaus en ik vond dat wij binnen de coalitie wel brutaler mochten worden. Wij zijn de gedeelde derde partij van Nederland, dus er moest iemand komen die er vol voor gaat.’

Was D66 volgens jou niet brutaal genoeg binnen de coalitie?
‘Ik denk dat alle partijen vonden dat ze na zeven maanden onderhandelen brutaler mochten worden. Hoewel het regeerakkoord een belangrijk pakket aan afspraken is, mag je wel je eigen verhaal blijven vertellen. Zo vond ik het kinderpardon een van de zwakste paragrafen uit het akkoord. Daarnaast merkte ik in mijn eerste maanden als fractievoorzitter dat iedereen binnen de coalitie ongelukkig was met deze paragraaf, dus ik dacht dat hier opnieuw te onderhandelen viel. Toen hebben fractieleden van CDA en D66 een interview in het AD gegeven dat de discussie rondom het kinderpardon deed aanwakkeren. Als fractievoorzitter sta je toe dat je Kamerleden een interview geven, wetende dat dit een hoop gezeik op kan leveren dat jij vervolgens mag oplossen in de achterkamertjes. Die afweging, dat is brutaliteit. Af en toe moet je risico nemen met de kans dat je niet je zin krijgt. Je moet niet bang zijn om kleur te bekennen en te laten zien waar je voor staat.’

Laat een reactie achter

Gerelateerde artikelen