Home Artikelen Nietsvermoedende Nederlanders: Tole-rot-op-naar-je-eigen-land-tie

Nietsvermoedende Nederlanders: Tole-rot-op-naar-je-eigen-land-tie

We vinden het heel normaal om een Tikkie te sturen voor vijf euro of met veertien graden zomerkleding uit de kast te trekken, maar is dat wel zo gewoon? Sophia van Engelshoven, die als tweedejaars student Culturele Antropologie het sociaal-culturele gedrag van samenlevingen bestudeert, onderzoekt wat het Nederlandse volk kenmerkt en of zij nietsvermoedend een ‘echte’ Nederlander is.

Lange tijd heb ik het idee gehad dat een tolerante houding Nederlanders kenmerkt. Toen ik veertien was en een discussie over vluchtelingen had met een paar klasgenoten werd die illusie doorbroken. Ik hoorde mensen roepen dat we Nederland beter onder water konden zetten omdat vluchtelingen toch niet konden zwemmen. Mocht mijn vertrouwen in de tolerantie toen nog niet flink zijn beschadigd, dan was dat wel gebeurd na de protesten van eind augustus in Harskamp. Terwijl honderden Afghanen naar Nederland vluchtten omdat ze hun leven niet meer zeker waren in Afghanistan, stond een groep Nederlanders bij de opvang klaar om ze even duidelijk te maken dat ze niet welkom waren. Net alsof de Afghanen, als ze daadwerkelijk een keuze hadden, vrijwillig in een land zouden gaan wonen waar de typische keuken bestaat uit vijftig soorten stamppot.

De oproer rondom de komst van Afghanen naar Nederland sluit aan bij een discussie die al langere tijd gaande is in Nederland: zijn wij Nederlanders wel echt zo tolerant als we onszelf presenteren? Als je een beetje het nieuws volgt dan weet je dat er in Nederland nog altijd voldoende intolerante ellende plaatsvindt. Ondertussen wordt zelfs de Uno reverse card opgegooid en gebruiken we onze tolerante houding naar bepaalde groepen om juist intolerant gedrag richting andere groepen te vertonen. Een goed voorbeeld van deze schijnheilige tolerantie werd in 2016 geïllustreerd door Geert Wilders toen hij onze vrouwenemancipatie gebruikte om vijandigheid richting vluchtelingen te creëren. Hij moedigde de legalisering van pepperspray aan zodat vrouwen zich fatsoenlijk konden gaan beschermen tegen ‘gevaarlijke’ buitenlanders. Een ander voorbeeld van schijnheilige tolerantie zijn de Nederlanders die onze tolerante houding jegens homoseksuelen gebruiken als argument dat moslims niet in Nederland passen. Schijnheilige tolerantie wordt dus gebruikt om intolerantie naar bepaalde groepen te rechtvaardigen, maar het is en blijft gewoon intolerantie.

Schijnheilige tolerantie wordt gebruikt om intolerantie te rechtvaardigen.

Het is natuurlijk makkelijk om met een vingertje te wijzen naar iedereen die het niet goed doet, dus het is tijd voor wat zelfreflectie. Als schijnheilige tolerantie iets typisch Nederlands is dan zou ik zelf graag geloven dat ik geen ‘echte’ Nederlander ben. Toen ik op veertienjarige leeftijd mij begaf in de discussie over vluchtelingen ben ik namelijk met gestrekt been de discussie ingegaan om het op te nemen voor vluchtelingen. Ik kan natuurlijk deze gebeurtenis aanhalen om verwijten van intolerantie van tafel te vegen, maar dat argument is net zo waterdicht als: ‘ik heb een vriend van kleur, dus ik kan niet racistisch zijn’. Iedereen maakt zich onbewust schuldig aan discriminatie, waaronder ik zelf dus ook. Hoe graag we ook anders zouden willen, Nederland is niet zo tolerant als we presenteren. Desalniettemin kunnen we wel blijven streven naar tolerantie en wellicht komen we een heel eind, maar dan moeten we schijnheilige tolerantie in ieder geval het zwijgen opleggen.

Laat een reactie achter

Gerelateerde artikelen