In een poging de vakken van studentbestuurders van enige betekenis te laten zijn voor hun bestuursjaar, ontwikkelen de Universitaire Studentenraad en Dienst Studentenzaken een bestuursminor aan de Radboud Universiteit. Zo’n minor kan erg nuttig zijn, maar er zijn ook valkuilen. ANS zoekt uit hoe de bestuursminor er wel en niet uit moet komen te zien.
Tekst: Rein Wieringa
Illustratie: Rens van Vliet
Dit artikel verscheen eerder in de vijfde editie van ANS.
Aan het hoofd van talloze verenigingen in Nijmegen staan studenten die het grootste deel van hun tijd in het bestuur steken. Veel van deze studentbestuurders moeten tijdens hun bestuursjaar toch nog een aantal studiepunten halen. ‘Veel actieve studenten kunnen door hun bestuurswerk niet hun normale studie volgen’, vertelt Maarten Dietz, lid van de Universitaire Studentenraad (USR). ‘Om toch aan studiepunten te komen, volgen ze vaak vakken die totaal niet van belang zijn voor hun studie.’
Om deze reden ontwikkelen de USR en Dienst Studentenzaken (DSZ) samen een bestuursminor. Ze streven ernaar deze minor komend collegejaar van start te laten gaan. Ger Boonen, directeur van DSZ, legt uit: ‘We willen de verplichte studiepunten voor bestuurders op een goede manier mogelijk maken. Tegelijkertijd moeten studentbestuurders die de minor volgen hun taak nog beter kunnen uitvoeren dan ze al doen.’ Volgens Boonen zal de minor daarom handvatten bieden voor praktische problemen van het bestuurswerk, maar ook wetenschappelijke inhoud bevatten.
De USR heeft zich laten inspireren door de Hogeschool Utrecht (HU) en de Universiteit Twente (UT), waar dergelijke programma’s voor studentbestuurders al bestaan. De minor is op dit moment nog in een vroeg ontwikkelingsstadium – een goed moment om in Utrecht en Enschede op zoek te gaan naar de sterke en zwakke punten.
Utrechtse praktijken
In de Utrechtse ‘Minor Leiderschap’ reflecteren studenten op hun bestuurswerk door er met elkaar over te praten en logboeken bij te houden. Daarnaast lezen ze boeken over effectief besturen. Isabelle Beelen, ex-bestuurslid van de VIDIUS Studentenunie uit Utrecht, vond de minor erg waardevol. ‘Ik heb het echt nodig gehad’, geeft ze aan. ‘Het was een moment van bezinning aan het eind van de week, waarmee je je bestuurswerk kon afsluiten.’
Lukas Heijdt, eveneens oud-bestuurder van de Studentenunie, is ook positief: ‘Ik vond het sterk dat de minor aan de HU zich vooral op praktische aspecten als persoonlijke ontwikkeling en zelfreflectie richt. Hierdoor is deze erg toepasbaar op je bestuursjaar. We hebben bijvoorbeeld coach- en gesprekstechnieken geleerd, waarmee we anderen in de minor moesten begeleiden. Dat was enorm leerzaam.’ Beelen sluit zich daarbij aan: ‘Vooral de trainingen waren waardevol voor de persoonlijke ontwikkeling; ook zonder boeken kan je mensen aan het denken zetten.’
Gratis studiepunten
De Enschedese, universitaire variant van de bestuursminor besteedt naast praktijk meer aandacht aan theorie. Herman Oosterwijk, coördinator van de bestuursminor in Enschede, legt uit: ‘Ik laat de studenten een aantal werkstukken maken en ze schrijven aan de hand van literatuur over internationalisering. Daarnaast krijgen ze een collegereeks over beleid, waar ze een tentamen over maken.’ In de minor krijgen studenten ook de mogelijkheid hun eigen problemen te bespreken. ‘Timemanagement is een standaardprobleem, maar ook vragen als “Hoe verander ik de sfeer in een bestuur?”, of “Hoe zorg ik dat mijn commissies gaan draaien?” komen aan bod’, aldus Oosterwijk. Op dit moment volgt Roderik Stoffels, Commissaris Externe Betrekkingen bij studievereniging Paradoks (Biomedische Technologie en Technische Geneeskunde), de bestuursminor van de UT. ‘Soms worden er leuke verhalen gedeeld, zoals dat twee bestuurders met elkaar het bed hebben gedeeld’, vertelt Stoffels. De zelfreflectie kan volgens hem nuttig zijn voor studentbestuurders, maar de colleges en de beleidswetenschappen vindt hij minder bruikbaar. ‘Daar ga ik nooit meer iets mee doen’, verwacht hij.
Bestuurders vinden de praktische kant van de bestuursminor dus het nuttigst, zowel in Utrecht als in Enschede. Een volledig praktische minor kan echter niet academisch zijn, terwijl dat een voorwaarde is om aan de Radboud Universiteit studiepunten te kunnen accrediteren. Tegelijkertijd zal de USR in het geval van een praktijkgerichte minor tegen het probleem van studielast aanlopen. Oosterwijk constateert over de minor aan de UT: ‘Het is een module van 15 EC. De tijd die je eraan kwijt bent staat dus gelijk aan 15 maal 28 uur.’ Stoffels komt bij lange na niet aan deze 420 uur. ‘De meest efficiënte manier om aan 15 EC te komen is wel de bestuursminor’, vindt hij. ‘Bij normale vakken moet je daar veel meer voor doen. Dat is het leuke aan een bestuursminor: het zijn gratis EC’s.’
Wal of schip
Zelfs met theoretische inhoud waar studentbestuurders niet op zitten te wachten, kost een bestuursminor al minder tijd dan de bedoeling is. Zonder deze inhoud kan de bestuursminor nauwelijks meer een minor worden genoemd. De praktische inhoud die dan overblijft, is voor bestuurders weliswaar het meest toepasbaar, maar zeker niet academisch. Ook op het gebied van studielast zal zo’n minor tekortschieten. Bij de bestuursminor bestaat dus een afweging tussen geschiktheid voor bestuurders enerzijds, en diepgang en studielast anderzijds. Studentbestuurders willen een praktisch toepasbare minor die weinig tijd kost, terwijl een volwaardige academische minor theoretische diepgang heeft en zijn EC’s in studielast waarmaakt.
De USR en DSZ willen een minor op touw zetten die studenten helpt bij hun bestuursjaar en ook nog eens studiepunten oplevert. Een lastige combinatie, gezien de bovengenoemde afweging. Om te voorkomen dat ze gratis studiepunten aanbieden, moeten de ontwikkelaars niet bang zijn een flinke lading theorie aan de minor toe te voegen. Als er vervolgens geen studentbestuurders op komen dagen, dan is dat een goede reden om aan te nemen dat de bestuursminor niet voor universiteiten is weggelegd. Beter geen studiepunten dan gratis studiepunten.