Home Artikelen Zorg voor de geneeskundestudent

Op het randje van een burn-out op het randje van je kruk zitten: iedereen kent wel een spookverhaal over de coschappen. De masteropleiding Geneeskunde dient concrete stappen te zetten om haar studenten een veiliger leerklimaat te bieden. ‘Je kunt pas voor een ander zorgen als je zelf gezond bent.’

Een masterstage in het ziekenhuis is niet voor de teergevoeligen. Een onderzoeksrapport van De Geneeskundestudent wees uit dat meer dan een kwart van de coassistenten in 2022 een hoog tot zeer hoog risico op een burn-out had.  Daarnaast bleek  afgelopen najaar uit een enquête van het Medisch Contact dat ruim de helft van de artsen en coassistenten te maken krijgt  met grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer. Verder stelde De Geneeskundestudent vast dat 81 procent van de 1476 ondervraagde coassistenten in 2021 een langere werkweek had dan de landelijke richtlijn van 46 uur, inclusief zelfstudietijd. Bij de Nijmeegse student telde deze  gemiddeld 51,7 uur. 

Een pittige stage of niet, de Medische Faculteit van de Radboud Universiteit dient de veiligheid en gezondheid van haar coassistenten te waarborgen. Hoewel zij de afgelopen jaren hard haar best heeft gedaan om de zaken te verbeteren, bijvoorbeeld door aandacht te besteden aan grensoverschrijdend gedrag en actie te ondernemen na een melding, zijn voorzichtig gezette stappen niet genoeg om de artsen van de toekomst gezond op te leiden. Om klachten onder studenten te voorkomen, dient de beoordeling en begeleiding van studenten te worden veranderd.

Illustratie: Jonas Hoekstra

Anamnese

Tijdens de zogeheten coschappen lopen Nijmeegse masterstudenten drie jaar lang stage op diverse afdelingen van verschillende ziekenhuizen. In deze periode, die varieert van twee tot acht weken, krijgen zij in een witte jas een kijkje in de praktijk. ‘Je wordt beoordeeld door een medisch specialist, mede op basis van korte praktijkbeoordelingen’, zegt Tom Wal,  secretaris van de Ko-Raad, de belangenbehartiger die Nijmeegse coassistenten onder meer met ledenvergaderingen en een vertrouwenspersoon steunt. ‘Je wordt daarbij dagelijks beoordeeld, en soms ook veroordeeld, op basis van je functioneren. Dat kan stressvol zijn voor studenten.’ 

Het is voor studenten namelijk onduidelijk wat leidt tot de beste evaluatie. Het beoordelen op functioneren laat flink wat ruimte over voor de interpretatie van de medisch specialist van dienst. Want wat valt er volgens hem onder goed ‘functioneren’? Wanneer een student onzeker is tijdens een eerste keer bloedprikken, heeft dit dan ook negatieve gevolgen voor zijn eindbeoordeling? En als de overdracht al is geweest, maar andere studenten tóch nog een uurtje langer doorwerken, moet hij dan ook blijven zitten? Wat is het evenwicht tussen assertief en overmoedig? De onzekerheid resulteert voor velen in een extra mentale belasting. Zij spelen dag in dag uit de ideale schoonzoon. ‘Ik ben vooral bezig met of en hoe ik een vraag mag stellen, in plaats van met het werk’, vertelt een anonieme student aan ANS.  

Door de prestatiedruk die de studenten in de ziekenhuisgangen ervaren, overvragen sommigen zichzelf. Ze maken werkweken die de landelijke richtlijn van 46 uur ruim overschrijden en werken door totdat ze niet meer kunnen. Zeker als zij zich daarbij willen bewijzen aan hogergeplaatsten, zoals de arts-assistent in opleiding tot specialist (AIOS) of medisch specialist.  ‘Als de AIOS nog druk bezig is, vraag je toch al snel of je nog iets kan doen’, vertelt een andere student. ‘Je voelt je als coassistent bezwaard om naar huis te gaan als je ziet dat de arts-assistent gaat overwerken, omdat je bang bent ongemotiveerd over te komen.’

Behandelplan

Illustratie: Dionique van Haren

Om de continue prestatiedruk voor studenten te verlagen en een veilig leerklimaat te bevorderen, moeten de beoordelaar en de begeleider van elkaar worden gescheiden. Ook De Geneeskundestudent is daar pleitbezorger van. ‘Idealiter wordt de student begeleid door een arts-assistent en beoordeeld door een medisch specialist’, vertelt Willemijn van der Vorst, bestuurslid bij De Geneeskundestudent. ‘Arts-assistenten staan minder ver van coassistenten af, waardoor het veel laagdrempeliger is om bij hen aan te kloppen. Je kan ook dingen vrijer bespreken, omdat dat geen consequenties heeft voor jouw beoordeling.’

Daarnaast is een herindeling van de werkweek nodig om het maximum van 46 uur te kunnen handhaven, zodat studenten voldoende tijd voor zowel hun stage als de benodigde zelfstudie hebben. Eline Ansinger, voorzitter van de Ko-Raad, ziet dat andere steden hier al mee begonnen zijn: ‘De faculteit in Maastricht heeft een nieuw curriculum waarin er maar vier dagen coschappen worden gelopen in plaats van vijf. Dat maakt een enorm verschil.’ De Geneeskundestudent ziet eveneens voorbeelden in het westen van het land. ‘De Vrije Universiteit in Amsterdam implementeert eens in de zes weken coschap een snipperdag’, illustreert Van der Vorst. 

Hypochonder?

Een veelgehoord argument tegen het veranderen van de coschappen is dat de intensiteit juist een goede voorbereiding vormt op het vak. Als arts zal je immers ook lange dagen moeten maken en onder hoge druk komen te staan. Bovendien is het werk zelf studenten veel te lief. ‘Coschappen lopen is een unieke kans’, vertelt Betül Kiliç, eveneens bestuurslid van De Geneeskundestudent. ‘Je mag veel zien en uitproberen.’ 

Helaas worden eventuele problemen daardoor, ook door studenten zelf, door de vingers gezien en gebagatelliseerd. ‘Coassistenten zijn zo gedreven en welwillend, dat ze te veel accepteren’, stelt Kiliç. In gesprek met ANS vertelt een student dat zij tijdens de eerste weken van haar coschappen met betraande ogen op de poli zat, maar zich troostte met de gedachte dat andere coassistenten hetzelfde doormaakten. Een ander wist een paniekaanval na enkele weken weer te relativeren: het hoorde er nu eenmaal bij. 


Maar dat iets altijd zo is gegaan, betekent niet dat het zo moet zijn. Juist het bagatelliseren, door alle betrokken partijen, houdt de ongezonde werksfeer in stand. Daarin staat een groot aantal coassistenten en jonge artsen op het punt van omvallen. Dat is niet wenselijk. ‘Je kunt pas voor iemand zorgen als je zelf gezond bent’, stelt Van der Vorst. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt mede bij de opleiding. Zij moet de beoordeling helder maken, de urennorm handhaven en de problemen erkennen. De coassistenten doen al genoeg. ANS

Dit artikel verscheen eerder in ANS-krant 6.

Reactie RadboudUMC

Wij vinden het vervelend dat een deel van de coassistenten te veel prestatiedruk ervaart. Als opleiding besteden we veel aandacht aan een kwalitatief goede opleiding. We geven bij de start van de coschappen specifiek onderwijs over zelfzorg, welzijn en vitaliteit. Ook hebben we het over de rechtspositie van de coassistent en waar coassistenten terecht kunnen als zich onverhoopt een ongewenste situatie voordoet. Daarnaast wordt elk coschap voorafgegaan door onderwijs om de coassistenten voor te bereiden op het specifieke vakgebied van het aankomende coschap. Tijdens dit onderwijs hebben coassistenten ook contact met hun vaste docent-mentor, met wie zij eventuele strubbelingen kunnen bespreken. Als uit onze vaste periodieke evaluaties, input via de Ko-Raad of andere inspraakorganen, of uit meldingen van individuele coassistenten problemen tijdens de coschappen naar voren komen, nemen we als opleiding maatregelen. Ons onderwijs managementteam waarmee we de master geneeskunde vormgeven bestaat voor een deel uit coassistentleden die goed weten wat er in de verschillende coschappen speelt. De Geneeskundestudent stelt dat een arts-assistent als begeleider voor een coassistent goed zou zijn. In Nijmegen worden coassistenten grotendeels door arts-assistenten begeleid. Precies om de reden die zij noemt.

De cijfers uit 2022 van De Geneeskundestudent over het overschrijden van de urennorm, liggen in onze ogen genuanceerder. Ze zijn gebaseerd op een enquête onder alle geneeskundestudenten in Nederland waarbij de respons onder de 30 procent lag. Coassistenten hebben zelf het aantal uren opgegeven waarin ze bezig zijn met hun coschappen. Wij weten niet precies hoe ze tot die uren komen en of ze bijvoorbeeld ook de tijd meerekenen die ze gebruiken om in de avond in een boek iets op te zoeken. Onze coschaproosters mogen maximaal 46 uur per week zijn. Als die urennorm wordt overschreden dan gaat dit om individuele casuïstiek, aangezien we de roosters controleren. Zodra wij een melding krijgen over overschrijding, nemen we direct contact op met de betrokken coschaplocatie. We vragen coassistenten om zich te melden als dit hen overkomt. Dan kunnen we actie ondernemen.

Coschappen zijn een transformatieve periode waarin je als geneeskundestudent de transitie doormaakt van student naar basisarts. Dit is ontegenzeggelijk een spannende periode doordat coassistenten steeds op nieuwe leerplekken komen en te maken hebben met zieke patiënten. Dit zorgt ervoor dat coassistenten in korte tijd heel veel nieuwe competenties ontwikkelen, wat leerdruk met zich meebrengt.

Het risico op burn-out met behulp van enquêtes vaststellen is, zo blijkt uit onderzoek van onder andere psychiater Christiaan Vinkers, niet goed mogelijk. Burn-out is een diagnose die je pas mag stellen als mensen aan heel veel verschillende criteria voldoen. We weten dat de transitie van student naar coassistent spannend is en stressvol kan zijn. Maar gestresst zijn of iets spannend vinden, is echt iets anders dan een hoog risico hebben op een burn-out of daadwerkelijk een burn-out krijgen. Waarmee wij niet willen zeggen dat die gevoelens niet bestaan bij onze coassistenten. Mede naar aanleiding van de enquête naar burn-outrisico heeft de opleiding een eigen verdiepend onderzoek gedaan onder ongeveer honderdvijftig coassistenten. Dat onderzoek ligt nu voor internationale peerreview. Maar dit onderzoek laat in ieder geval een genuanceerder beeld zien over stressklachten, spanning en burn-outsymptomen. Mede op basis van dit onderzoek is ons onderwijs bij de start van de coschappen over welzijn en vitaliteit aangepast.

Als het gaat over beoordelingen en feedback op de werkvloer heeft Nijmegen een systeem met feedbackformulieren, waarbij een coassistent op specifieke activiteiten feedback vraagt en deze feedback verwerkt in het portfolio. Op basis van deze vele laagdrempelige feedbackformulieren heeft de coassistent halverwege en aan het einde van het coschap een beoordelingsgesprek met een supervisor. Vanwege de grote hoeveelheid feedbackformulieren is het juist niet zo dat een enkel feedbackmoment de eindbeoordeling sterk beïnvloedt. De meeste coassistenten in Nijmegen geven aan dat ze feedback lastig vinden, maar realiseren zich ook dat ze zonder feedback niet kunnen leren. Bij het nadenken over maatregelen als een vierdaagse werkweek met een studiedag, zoals in Rotterdam, moet ons systeem waarmee we coschapweken afwisselen met onderwijsweken op de schop en dat kan niet op korte termijn. Een verandering van die structuur zou eventueel kunnen met een toekomstige vernieuwing van het curriculum, maar daar kunnen we nu niet op vooruitlopen. Maar het gedachtegoed om te veranderen is wel ingezet.

Laat een reactie achter

Gerelateerde artikelen