Scoops, headlines en grote verhalen: elke dag speurt De Gelderlander naar het laatste nieuws. Het hoofdkwartier van deze regionale krant is gelegen aan de Waalkade. ANS bezocht het kantoor, liep een dag mee met de Nijmeegse stadsredactie en zag hoe de krant van morgen in elkaar wordt gezet.
Tekst: Noah Kleijne en Julia Meilink
Foto’s: Ted van Aanholt
Dit artikel verscheen eerder in de tweede editie van ANS 2019-2020
Op de bureaus liggen grote vellen papier met onleesbare handschriften. De prullenbakken zitten nog vol met kran-ten van de voorgaande weken en de computerschermen staan op zwart. Het is negen uur ’s ochtends wanneer de eerste journalisten binnen komen druppelen op de redactievloer. Een enkeling wrijft de slaap uit zijn ogen en pakt een kop koffie om vervolgens een flexwerkplek uit te kiezen. Harm Graat, chef redactie Nijmegen, is zo’n vroege vogel. Hij vergaart al het nieuws en bepaalt welke artikelen uiteindelijk een plaats krijgen in de krant. Graat is deze ochtend al diep in gesprek met een aantal collega’s: iedereen wil meer weten van de chef, die gisteren ter plaatse was bij het laatste nieuws.
Het stereotype van de ultra-flexibele journalist blijkt gelijk waar: Graat, eigenlijk niet meer werkzaam als verslaggever, was gisteren toch betrokken bij een artikel over een groot kermisongeluk in Wijchen. ‘Normaal gesproken was ik niet ter plaatse gegaan, maar omdat ik in de buurt woon werd ik gevraagd om een kijkje te nemen.’ Terwijl hij met twee collega’s praat over de drukke dag van gisteren loopt het kantoor langzaam vol. Graat kijkt om zich heen en beseft dat het tijd is om in actie te komen. Met twee woorden krijgt hij de hele redactie op de voeten. ‘Redactie, vergaderen!’
‘We merken dat mensen ons nog steeds zien als een waakhond.’
Waakhond van de regio
Tijdens de redactievergadering wordt al snel duidelijk dat de regio centraal staat bij De Gelderlander. Iedereen is diep geschokt door het kermisongeluk in Wijchen, maar ook andere regionale verhalen krijgen de aandacht. Zo heeft een van de redactieleden contact gehad met een oude vrouw die onder erbarmelijke omstandigheden leeft. Noodgedwongen rijdt ze dagelijks met haar rollator door de hondendrollen die het pad naar haar appartement versperren. De Gelderlander besluit ook juist dit soort verhalen, die in het nationale nieuws vaak geen kans krijgen, een plek te geven. ‘We merken heel nadrukkelijk dat mensen ons nog steeds zien als een soort vertrouwenspersoon of waakhond, die ze bellen als dingen echt misgaan’, vertelt Graat. Ook online wil De Gelderlander die inspraak van de samenleving koesteren. Op veel media kun je niet reageren, die hebben de reactieknop bij online artikelen al lang geleden uitgezet vanwege ongewenste reacties. De Gelderlander besloot bewust om de reactieknop te behouden ‘Wij hebben de knop wel gehouden omdat die leidt tot interactie en communicatie met ons publiek.’
Inmiddels zitten de journalisten schouder aan schouder in de vergaderkamer. Ieder van hen levert een nieuwsidee aan: samen besluiten ze wat die dag nog verder onderzocht moet worden. Met een paar snelle uitspraken zijn de onderwerpen verdeeld en na een kort telefoontje loopt ook leidinggevende Graat abrupt weg uit het gesprek. De journalisten kijken er niet van op of om. Ze blijven nog tien minuten praten over het laatste nieuws en beginnen ook hun prioriteiten te stellen. ‘Ik heb zo een gesprek met een tipgever, dus ik heb niet lang meer.’ Een voor een verlaten de journalisten de ruimte.
Friedrichs: Wierd Duk
Politiek verslaggever Stephen Friedrichs blijft alleen achter in de vergaderruimte en kijkt wat beduusd om zich heen. ‘Ik heb nu wel een artikel waarmee ik bezig kan, maar ik weet nog niet of ik daarmee ga eindigen.’ vertelt hij terwijl hij terugwandelt naar zijn werkplek. Friedrichs heeft gisteren een persbericht binnen gekregen met een bijzondere strekking: een tamelijk kansloos ogende poging van politieke partij VoorNijmegen.nu om de subsidie van Doornroosje in te trekken. ‘Ik ben een beetje de Wierd Duk van de krant, in de zin dat ik binnen een linkse stad het contact houd met de kleinere rechtse partijen en de VVD’, vertelt Friedrichs terwijl hij het persbericht op zijn telefoon laat zien. ‘De vraag is echter of ik het verhaal wel wil uitbrengen, je weet nu al dat het onwaarschijnlijk is dat de subsidie daadwerkelijk wordt stopgezet.’ Bij gebrek aan beter gaat Friedrichs toch maar wat andere politieke partijen bellen.
Na een halfuur aan het stuk te hebben gewerkt, is de komkommertijd voor Friedrichs voorbij. Met een snelvaart vertelt de verslaggever dat hij via een collega een tip heeft binnengekregen. ‘Burgemeester Bruls heeft weer een café in Nijmegen gesloten.’ Aanvankelijk zou Friedrichs over een uur naar de wekelijkse persvoorlichting van de gemeente gaan, maar dit plan is al vrij snel van de baan wanneer de uitbaatster van het café bereid blijkt om met Friedrichs in gesprek te gaan. Dat Friedrichs zijn aanvankelijk geplande stuk zo gemakkelijk wegschuift voor een ander, is volgens Graat doodnormaal. ‘Hij heeft denk ik elke dag ongeveer zes onderwerpen onder zijn hoede. Sommige stukken staan gelijk in de krant van morgen, sommige lukken pas drie dagen later en andere zullen de krant nooit halen.’
Een boze beller
Na de uitbaatster gesproken te hebben is Friedrichs verrassend snel klaar met het artikel. ‘Kijk, ik heb het artikel zojuist online gezet’, zegt hij terwijl hij tevreden achterover leunt. Rondom hem zitten de andere verslaggevers gespannen achter hun computers. Om vijf uur willen ze naar huis, maar het is inmiddels al vier uur en de meeste stukken zijn nog niet af. Bij Friedrichs lijkt er geen vuiltje aan de lucht, totdat hij een lastig telefoontje krijgt. De uitbaatster is ontevreden over het stuk dat hij een uur geleden op de site van De Gelderlander plaatste. In de inleiding van het artikel verwijst hij naar harddrugs die volgens een onderzoeksrapport massaal zouden worden gebruikt in het café. De uitbaatster is kritisch op deze tekst, maar Friedrichs reageert kalm op de beller: ‘Als ik kijk naar hoe het online staat, dan is er niets mis mee.’ Na een lang relaas over de telefoon begint Friedrichs’ geduld nu toch enigszins op te raken: ‘Nee, maar dat is wel letterlijk wat er in het onderzoek staat. Het is een citaat.’ Wanneer Friedrichs zijn standpunt verder wil toelichten verliest hij de verbinding. ‘Dit is al de tweede keer dat ze wegvalt. Als mensen hun verhaal op papier terug zien, komt het op een of andere manier harder binnen en zeggen ze “doe toch maar niet”.’ De telefoon rinkelt een laatste keer. Nog één keer probeert Friedrichs de gepikeerde beller te bedaren. Helaas, zonder resultaat: ‘Bedankt voor niets!’, klinkt er uit de telefoon. De uitbaatster heeft het telefoongesprek abrupt afgesloten. Friedrichs slaakt een zucht: ‘En het gesprek begon nog zo amicaal!’
‘Je moet heel snel denken, werken, schakelen en dan heb je ook nog deadlines.’
Ondanks de kritiek van de bron is Friedrichs tevreden. Het artikel bevat hoor en wederhoor en geeft een goed beeld van de onrust rond de sluiting van het café in Nijmegen. Als het vijf uur is, laat hij de journalistiek voor wat het is. Morgen richt hij zich weer op het nieuws van de dag. Nu is hij klaar en is het aan de eindredactie om te bepalen of Stephens artikel een plaats op in de papieren krant krijgt.
De puntjes op de i en de streepjes door de t
Op het computerscherm van eindredacteur Ronald Wiegerinck is een wirwar aan tekens en letters te zien. Traag maar gestaag verplaatst hij met zijn cursor stukken tekst van links naar rechts waarna hij de artikelen nauwkeurig uitlijnt binnen de lay-out van de krant. Wiegerinck is het eindstation van het geschreven stuk. Eerst ligt een stuk bij de journalist zelf, dan gaat het naar een ’tegenlezer’: iemand die er nog een keertje naar kijkt. Vervolgens komt het terecht bij chef Graat. Pas als Graat goedkeuring heeft gegeven, gaat het stuk naar Wiegerinck of een van de andere eindredacteuren. Er gaan dus behoorlijk wat stappen aan het oordeel van de eindredacteur vooraf. Toch komt Wiegerinck nog behoorlijk wat foutjes tegen. ‘Soms houden mensen zich wel aan het aantal tekens, maar leveren ze geen aaneengesloten verhaal aan en zijn het alleen kleine blokjes met interviews. Nou, dat iets heel anders dan een aaneengesloten artikel’, zegt hij belerend. Terwijl de slome computer doorgaat, tikt Wiegerinck lettercodes in en zoekt hij naar de juiste sjablonen. Ondertussen krijgt hij ook nog eens te horen dat een artikel van een collega een latertje wordt. ‘Dat wordt dus lastig’, roept de journalist richting Wiegerinck. Wiegerinck gromt, maar hij is al heel wat gewend. ‘You love the job or you hate it. Je moet heel snel denken, werken, schakelen en dan heb je ook nog deadlines. Zo kan ik nog wel even doorgaan.’
Hij blijkt inderdaad nog niet klaar met zijn opsomming: ‘Soms moet je mensen opbellen en zeggen dat je het artikel nu wil hebben of dat de foto niet goed is.’ Hij is zich er dan ook van bewust dat hij niet altijd geliefd is onder de schrijvers. ‘Het kan zijn dat de auteur het terugkrijgt omdat het niet goed genoeg is’, vertelt hij nonchalant. ‘Ik ben niet te beroerd om iemand om half 12 ’s nachts nog uit bed te bellen om te vragen hoe iets zit.’ Wiegerinck vervolgt: ‘We zijn wel baasjes, en mensen zijn soms niet blij met mij, maar ja: dat is dan jammer!’ Wiegerinck hervat zijn bezigheden en terwijl hij zijn stoel draait vallen er allerhande stapels papieren op de grond. ‘Als je er echt een puinhoop van maakt, dan kun je wel een bromtoon krijgen’, zegt hij, verwijzend naar de artikelen van de andere schrijvers, niet naar zijn eigen rommel.
‘Wij zijn niet voor niets een regionale krant.’
Voorpaginanieuws?
Om half zes ’s avonds besluit de eindredactie over de globale opmaak van de krant. Dat neem niet weg dat nieuws nog veel later de voorpagina kan halen. ‘De deadline voor het laatste nieuws dat in de krant kan, ligt rond half één ’s nachts’, vertelt Graat. Desalniettemin moeten er nu al moeilijke keuzes worden gemaakt. Het is tenslotte Prinsjesdag, een dag waarop de nationale kranten zich richten op de opmerkelijke baard van Willem en het mini-decolleté van Maxima. Ook de redactie is het erover eens dat deze zaken niet onopgemerkt mogen blijven, maar het is onzeker of zij de voorpagina moeten halen ten koste van de renovatie van de Arnhemse snelweg. In de woorden van eindredactrice Jacqueline Bekker: ‘Wij zijn niet voor niets een regionale krant, daarvoor sluiten mensen een abonnement bij ons af.’ Het is dan ook uiteindelijk de Arnhemse snelweg, het regionale nieuws, dat de voorkant haalt.