Home Artikelen De ballen hoog houden

In Tijdgeest wordt iedere editie het verleden, heden en de toekomst van de kijk op een fenomeen of ontwikkeling besproken. Deze editie: studentenverenigingen.

Sinds 2018 meldt de Landelijke Kamer Van Verenigingen steevast een groei van honderden aanmeldingen voor studentenverenigingen. Enkele tientallen jaren geleden stonden studentenverenigingen nog op het punt van uitsterven, maar nu beginnen ze springlevend aan al bijna hun 200ste jaar. Dat is opvallend gezien de beeldvorming rondom deze verenigingen in de media steeds negatiever wordt. Hoe hebben studentenverenigingen door de tijd heen hun allure kunnen behouden?

Verleden: Elitaire geslotenheid

Aanvankelijk waren studentenverenigingen erg gesloten en elitair. ‘Studeren was überhaupt tot de 20e eeuw een exclusieve aangelegenheid’, vertelt Ab Flipse, universiteitshistoricus aan de Vrije Universiteit Amsterdam. ‘Studenten kwamen in de 19e eeuw samen om de ontgroening van de universiteit op hun eigen manier te organiseren’, vervolgt hij. Deze groepen groeiden uit tot studentenverenigingen. Voor veel studenten was het vanzelfsprekend dat ze bij zo’n vereniging gingen. ‘Er was nauwelijks een studentenleven zoals we dat nu kennen, dus dit was de manier om mensen te ontmoeten’, vervolgt hij. ‘Burgers vonden die studenten rare vogels, maar ze wisten ook dat diezelfde lui later hun burgemeester of dominee zouden worden. Er was daardoor een zekere mildheid van oordeel’, stelt Flipse.

In de jaren zestig van de vorige eeuw nam de studentenpopulatie toe, maar de ledenaantallen van verenigingen groeiden niet mee. ‘Doordat de lonen stegen, konden steeds meer mensen het veroorloven om te gaan studeren’, vertelt Pieter Slaman, onderwijs- en beleidshistoricus aan de Universiteit Leiden. ‘Deze studenten sloten zich echter niet aan bij studentenverenigingen, aangezien de nieuwe generatie maatschappelijk betrokken en links was’, stelt Flipse. ‘De verenigingen waren van oudsher juist gesloten en apolitiek’, voegt hij toe. Door de verminderde populariteit voelden verenigingen dat zij mee moesten bewegen met de tijd. ‘Ontgroeningen werden gematigd en bepaalde tradities werden de deur gewezen’, stelt Slaman. In het hele verenigingsleven werd er water bij de wijn gedaan. Een groot deel van de nieuwe generatie studenten bleven verenigingen echter zien als archaïsch en elitair. De koerswijzigingen zorgden dus niet voor toenemende aanmeldingen.

‘Allerlei rituelen keerden terug zoals onderdelen van de ontgroening en de nette kledingstijl.’

In de jaren tachtig gaat het slechter met de economie in Nederland. Volgens Slaman en Flipse heeft deze ontwikkeling twee positieve effecten gehad op studentenverenigingen. ‘Er was veel werkloosheid waardoor studenten zichzelf zo goed mogelijk op de arbeidsmarkt wilden presenteren en minder maatschappelijk betrokken waren’, vertelt Slaman. ‘Studenten gingen verenigingen zien als een belangrijke schakel in de opbouw van hun carrière, omdat studentenverenigingen goede netwerken en direct contact hadden met de arbeidsmarkt’, vervolgt hij. Daarnaast liet de hele maatschappij de losse jaren zestig en zeventig achter en werd er teruggegrepen op tradities. Daar speelden verenigingen volgens Flipse op in: ‘Traditionele verenigingen keerden terug naar hun elitaire identiteit. Allerlei rituelen kwamen terug, zoals onderdelen van de ontgroening en de nette kledingstijl.’ Toch kregen verenigingen het volledig elitaire karakter dat ze voor de jaren zestig hadden niet terug. ‘Ze werden een stuk opener voor mensen buiten de elite’, concludeert Slaman.

Heden: Biertje voor iedereen

‘Voor veel studenten is een studentenvereniging nu een plek om stoom af te blazen in een drukke week’, zegt Slaman. ‘Door meer op gezelligheid in te spelen blijven studentenverenigingen doorgroeien’, vervolgt hij. Studenten hebben het tegenwoordig erg druk. ‘Door het invoeren van het leenstelsel willen studenten zo snel mogelijk klaar zijn met studeren en aan een baan komen’, legt Slaman uit.‘Bovendien werken studenten gemiddeld zestien uur per week om het lenen te minimaliseren’, voegt hij daaraan toe. ‘Voor veel studentenverenigingen is gezelligheid nu de belangrijkste factor. Het trainen van de bestuurskwaliteit is daarmee naar de achtergrond geraakt’, concludeert Slaman.

Sommige studentenverenigingen zijn de laatste jaren meegegaan met de tijdgeest door zich te ontdoen van een aantal archaïsche gewoontes die ze in de jaren tachtig weer hadden toegeëigend, zoals jasje-dasje. ‘Daarmee zijn verenigingen iets toegankelijker geworden in de ogen van studenten’, stelt Paul van der Kolk, lid van Carolus Magnus van 1998 tot 2005, maar nog steeds betrokken bij de vereniging. ‘Er was bij Carolus een lange tijd een identiteitsstrijd tussen mensen die meer als een corps wilden worden gezien en de mensen die het wat relaxter wilden hebben. Het lijkt erop dat die laatste hebben gewonnen’, vervolgt hij. ‘In mijn tijd bij Carolus werd er bijvoorbeeld gediscussieerd over het dragen van sneakers in de kroegzaal. Nu is het normaal om sneakers te dragen’, verduidelijkt hij. ‘Er is een toegankelijkere sfeer, iedereen mag komen kijken of het iets voor hem is’, voegt hij toe.

‘Traditionele verenigingen zijn zich meer gaan terugtrekken op hun rots.’

Toch is het beeld van traditionele studentenverenigingen bij buitenstaanders erg negatief. ‘Traditionele verenigingen zijn zich steeds meer gaan terugtrekken op hun rots, afgezonderd van het grote publiek’, stelt Slaman. Zo worden volgens Slaman onder andere openbare ontgroeningen afgeschaft en wordt het naar buiten brengen van foto’s van verenigingsactiviteiten verboden. ‘Daar worden journalisten achterdochtig van. Zij proberen erachter te komen wat er achter die deuren gebeurt en schrijven vervolgens kritische artikelen’, vervolgt hij. Ook excessen bij ontgroeningen die het gevolg zijn van de patriarchale en hiërarchische structuur spelen hierin mee. Het bevestigt de gedachte die bij veel mensen speelt. ‘Men is niet gediend van het elitegedrag en de obscuriteit. Ze denken dat er wel iets moet gebeuren wat het daglicht niet kan verdragen als er zo geheimzinnig over wordt gedaan’, legt Slaman uit. ‘Die negatieve beeldvorming bij traditionele studentenverenigingen straalt ook af op verenigingen met een losser imago, terwijl deze heel anders zijn’, voegt hij toe.

Toekomst: Po(pu)lariteit

Slaman verwacht dat traditionele studentenverenigingen zich in de toekomst nog verder terugtrekken op hun rots. Hij denkt dit vooral omdat er in de maatschappij steeds minder acceptatie is voor elitaire gewoontes. ‘Een deel van de elitaire studenten zal defensief worden omdat ze zien dat de wereld in hun nadeel verandert. Hun bevoorrechte positie wordt aangetast waardoor ze er niet in meewillen.’ Dat kan ook gevaarlijk worden. ‘Die verenigingen houden zich krampachtig vast aan tradities en geslotenheid. Als er van buitenaf geen controle over is, kunnen daar allerlei dingen gebeuren die voor de buitenwereld onzichtbaar zijn’, stelt Slaman. Mogelijkerwijs leidt dat tot meer excessen. Ze zullen echter nooit ophouden te bestaan volgens Flipse: ‘Relletjes en maatschappelijke kritiek zullen blijven komen, maar verenigingen gaan gewoon door.’

‘Internationalisering kan studentenverenigingen veel minder populair maken.’

Slaman stelt daarentegen dat vrijblijvende studentenverenigingen terreinwinst zullen boeken ten opzichte van traditionele studentenverenigingen. ‘Dan heb ik het over verenigingen zonder eigen pand, met lage contributie en geen verplichtingen om er op bepaalde avonden te zijn’, legt hij uit. Studenten willen steeds meer hun eigen indeling van de week kunnen maken, waar vrijblijvende studentenverenigingen goed bij passen. ‘Dat komt vooral door de hoge studielast, maar ook het hebben van een baantje en sociale verplichtingen’, vertelt Slaman. Hij vervolgt: ‘Dan is het heel fijn als je geen verplichtingen hebt en zelf kunt kiezen wanneer je mee borrelt.’ Van der Kolk denkt in tegenstelling tot Slaman dat traditionele studentenverenigingen hier ook op kunnen inspelen: ‘Je kunt best een vrijblijvender lidmaatschap bedenken dat maar voor een jaar is, voor bijzondere groepen zoals internationals.’

Hoewel universiteiten in de toekomst door zullen groeien, kan de samenstelling van de studentenpopulatie wel roet in het eten gooien voor verenigingen. Universiteiten richten zich namelijk steeds meer op het aantrekken van internationale studenten. ‘Internationalisering kan studentenverenigingen veel minder populair maken. Verenigingen in de traditionele vorm zijn vrij typisch Nederlands, dus veel internationale studenten hebben er niet zoveel mee’, stelt Flipse. Studentenverenigingen zullen dan ook iets moeten veranderen volgens hem. ‘Als verenigingen zich niet op internationale studenten gaan richten dan zullen ze toch vooral iets blijven voor een subgroep’, vervolgt Flipse. ‘Ze zullen dan relatief gezien krimpen’, concludeert hij. Van der Kolk denkt echter dat ze altijd zullen blijven bestaan en illustreert de standvastigheid van verenigingen: ‘In de tijd van de maatschappelijke veranderingen in de jaren zestig werden de traditionele studentenverenigingen een kort leven beschonken, maar ondertussen bestaat Carolus Magnus al bijna honderd jaar.’ Voorlopig zijn we dus nog niet van ze af. 

Dit artikel verscheen in ANS-krant 1 (37).

Laat een reactie achter

Gerelateerde artikelen