Home Artikelen Gastcolumn: Dürüm kaassoufflé

Lies Heijs is een derdejaars geschiedenisstudent. Ze is klimaatactivist, chaoot en dol op vega snacks. Een paar weken geleden ontdekte ze een nieuwe. Deze column is hier een ode aan.

Ik zit graag in de kloostertuin met mijn rug tegen de stam van een gebogen boom. Altijd dezelfde. Terwijl mijn spieren langzaam verstijven lees ik boeken, drink ik biertjes en doe ik dutjes. Hoe het in de tuin is wisselt per seizoen. In de winter ben ik alleen, in de zomer zijn er vele anderen. Boven mijn hoofd gebeurt hetzelfde, de vogels zijn altijd met iets anders in de weer. Ze bouwen nesten, leggen eieren, voeden jongen, overwinteren. Wat de mensen en de vogels in de tuin ook doen, er is één constante factor: de stoet van bejaarden uit het naastgelegen verzorgingshuis die in rolstoelen vooruit worden geduwd door hun kleinkinderen.

Ik zie hen, zij zien mij. Het kan niet anders dan dat we iets over elkaar denken. De groepjes komen elke vijftien minuten langs, soms vergezeld door een hond. Het aanzicht geeft me een verdrietig gevoel. Vaak zeggen grootouder en kleinkind niets tegen elkaar. Het ritme van de wandeling is, zo stel ik me voor, altijd hetzelfde: de deur naar buiten, het krakende grindpad, de grasveldjes, de dennenbomen, de loofbomen, de deur naar binnen. Daarna drinken ze een kopje koffie en sabbelen ze op een gevulde koek. Ze nemen afscheid van elkaar, zeggen nog steeds niet veel. Dat de wereld zo klein wordt, het lichaam en de omgeving een barrière. Dat die rondjes in de kloostertuin alles kunnen zijn dat nog over is van een leven, daar denk ik in dat verdriet aan.

We lijken toch op elkaar: oma met haar gevulde koek en ik met een durüm kaassoufflé.

Wat zien zij? Ik beeld het me in. In ieder geval een meisje dat in Quasimodo-achtige houding tegen een boom gevouwen zit. Ze ziet eruit als student maar waar dat door komt is niet helemaal duidelijk. Misschien is het de verschoten blouse, het boek op schoot. Het is hetzelfde onderbuikgevoel dat er voor zorgt dat sommige dertigjarige mannen zelfs zonder bakfiets als bakfietsvaders te herkennen zijn of mensen met gouden brilletjes als orthodontisten. Dit meisje straalt in ieder geval hetzelfde uit als de anderen, waarschijnlijk is en doet ze ook hetzelfde als de anderen.

Het klopt. Ik slaap tot laat, ga naar college, zit in de bieb en, hoewel ik niet denk dat de stoet dit alles aan me af kan lezen, ga uit. Ik drink wijn uit een mok in de vieze keuken van een vriendin, fiets naar de stad, voel het krakende glas onder mijn voeten in de TKB, dans in een lege NDRGRND, eet een dürüm kaassoufflé en schommel met een volle buik en een wazig hoofd weer naar huis.

Geen kleinkinderen maar vrienden, geen bomen maar huizen, geen gevulde koek maar frituur. Een grotere bewegingswereld maar toch allemaal rondjes. Rondjes waarin ik me eigenlijk wel op mijn plek voel. Waar ik de weg ken.

Nu wordt het lente. De ouderen vallen weg tegen het blad in de bomen, verdwijnen in de seizoenen. Ik doe dat ook. We lijken toch op elkaar: oma met haar gevulde koek en ik met een durüm kaassoufflé. Daar denk ik aan als ik op sta, over mijn rug wrijf en langs de dennen- en loofbomen naar huis loop.

Deze gastcolumn verscheen eerder in ANS-krant 10.

Laat een reactie achter

Gerelateerde artikelen