De media schetsen een verkeerd beeld van de strafadvocatuur. Dat vindt Gerard Spong, een van de bekendste advocaten van Nederland. Om dit beeld recht te zetten, is hij begonnen aan een theatertour. ‘Advocaten worden in de media afgebeeld als de vleesgeworden duivel, zonder enige scrupules.’
Tekst: Simone Bregonje
Foto’s: Mark van Doorn
Dit artikel verscheen eerder in de vijfde editie van ANS.
Al meer dan veertig jaar is Gerard Spong werkzaam als advocaat. Tijdens zijn carrière heeft hij opgetreden hij op in veelbesproken zaken, zoals het proces over de Schiedammer Parkmoord. Ook verschijnt hij bijna wekelijks in televisieprogramma’s zoals De Wereld Draait Door. Toch had Spong nog behoefte aan een theatertour om zijn standpunt over te brengen. ‘Op televisie moet je je punt in vier minuten maken. In het theater heb ik daar twee uur voor.’ In die twee uur vertelt Spong over het takenpakket van een advocaat, over een aantal bijzondere zaken en de dilemma’s waar hij tijdens zijn werk tegenaan loopt. Dat alles om te laten zien dat advocaten niet per se ‘vleesgeworden duivels’ zijn, een beeld dat volgens Spong nu wel wordt geschetst in de media. ‘Er zullen best wat advocaten zijn die het ethisch gezien niet zo nauw nemen. Maar grosso modo bestaat de advocatuur uit hardwerkende en integere mensen. Daarom vind ik het belangrijk om het bestaande beeld te corrigeren’, legt Spong uit.
Per week is Spong met ongeveer vijftig zaken bezig. Daarnaast staat zijn telefoon roodgloeiend met interviewverzoeken en uitnodigingen voor televisieprogramma’s. Een afspraak maken met de advocaat lijkt daarom een onmogelijke opgave. Het interview vindt dan ook onder zijn voorwaarden plaats. ‘Kom eerst maar eens naar mijn voorstelling, dan maken we daarna een afspraak’, draagt Spong aan de telefoon op. Op een koude woensdagmiddag is er dan eindelijk een plekje in de overvolle agenda van de 72-jarige advocaat. ‘Maar ik heb maar een half uurtje’, benadrukt hij.
Negatieve aandacht
Wie het kantoor van Spong binnenkomt, wordt enthousiast onthaald door zijn hondje Rex. De pootjes van de Yorkshire Terriër tikken op de oude marmeren vloer in het pand aan de Keizersgracht in Amsterdam. Het beestje loopt heen en weer tussen de voordeur en het kantoor aan het eind van de gang. Daar zit Spong, achter zijn bureau dat vol ligt met dikke boeken, dossiermappen en losse papieren. Het imposante pand aan de Keizersgracht werd niet zomaar het kantoor van Spong. Door de jaren heen groeide hij uit tot een van de bekendste advocaten van Nederland. ‘Ik had, vrij toevallig, een paar zaken die veel media-aandacht kregen, zo is dat langzaamaan ontstaan.’ Maar die bekendheid levert hem ook negatieve aandacht op. ‘Dat begon toen ik leden van de Rote Armee Fraktion bijstond’, vertelt Spong. Leden van deze links-extremistische terreurgroep vochten een uitleveringsverzoek aan Duitsland aan. ‘In die tijd werd ik door de media beschreven als terrorist in toga.’ Inmiddels lijkt de kritiek hem niets meer te doen. Sterker nog: Spong geniet ervan. ‘Sindsdien komen dit soort kwalificaties regelmatig voor, maar ik haal er een zekere voldoening uit’, vervolgt hij. Grinnikend: ‘Hoe negatiever ik word afgebeeld, hoe meer lol ik erin heb. Laat ze maar schrijven.’
‘Dat iemand het gedaan heeft is voor de advocaat geen reden om iemand niet te verdedigen.’
Vier vragen
Het negatieve beeld dat in de media over strafadvocaten wordt geschetst, is volgens Spong te verklaren door een gebrek aan kennis over het strafrecht. Voor alle juristen, van eerstejaars studenten tot strafadvocaten, is de meest gehoorde vraag van niet-juristen: hoe kun je iemand verdedigen als je weet dat diegene schuldig is? Dit is een probleem, vindt Spong. ‘Uit die vraag blijkt een verbijsterend gebrek aan inzicht in wat het strafrecht nou precies inhoudt. Het gaat in het strafrecht niet alleen om de vraag of iemand het heeft gedaan.’ Met opgeheven vinger legt Spong uit: ‘In artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering staan vier belangrijke vragen die een strafrechter moet beantwoorden. Van die vier is “heeft de verdachte het gedaan?” slechts één vraag. De andere vragen zijn net zo belangrijk en om die te beantwoorden is een advocaat nodig.’
‘Als eenmaal is vastgesteld dat iemand een bepaald feit heeft gepleegd, moet de rechter nog vaststellen of het gaat om een strafbaar feit en of de verdachte strafbaar is’, vervolgt Spong zijn pleidooi. ‘Daarnaast moet de rechter zich buigen over de vraag welke straf moet worden opgelegd. Dat zijn heel ingewikkelde vragen, waar vaak geen eenduidig antwoord op te geven is.’ Want of iemand bestraft kan worden, hangt af van de omstandigheden van het geval. Zo maakt het nogal wat uit of er een strafuitsluitingsgrond, zoals noodweer, aanwezig is. Hierbij pleegt iemand een strafbaar feit om zichzelf of een ander te verdedigen. Denk aan iemand die een inbreker neerslaat. ‘Je kunt iemand in zo’n geval wel de kop inslaan, maar dan word jij vervolgd’, gaat Spong op strenge toon verder. ‘Of je dan strafbaar bent, is een ingewikkelde vraag. Daarvoor is goede rechtsbijstand nodig en die moet worden verleend door een goede advocaat.’ Er is binnen het strafrecht dus meer van belang dan enkel de vraag of iemand het heeft gedaan. ‘Dat iemand het gedaan heeft is voor de advocaat geen reden om iemand niet te verdedigen’, stelt Spong.
Vrije vogel
Het enthousiasme waarmee Spong over zijn vak vertelt, laat duidelijk zien dat zijn hart bij de advocatuur ligt. Het was hem dan ook al snel duidelijk dat hij de advocatuur in zou gaan en niet zou kiezen voor het beroep van Officier van Justitie of rechter. ‘Ik ben wel een tijdje rechter plaatsvervanger geweest, dat is een advocaat die op vrijwillige basis optreedt als rechter. Dat vond ik een heel mooi beroep’, geeft Spong toe, ‘maar het is lang niet zo creatief en dynamisch als de advocatuur.’ Spong leeft op als hij uitlegt wat die creativiteit inhoudt. ‘Om tot een rechtvaardige oplossing te komen, moeten wij strafadvocaten de gebaande paden verlaten en iets nieuws bedenken. Nagenoeg alle belangrijke rechtsontwikkelingen zijn ingezet door advocaten. Op een gegeven moment moet het roer om, dan moet de rechter een uitspraak doen over een bepaald onderwerp. Wij zijn degenen die dat bepleiten, maar of de rechter daarin meegaat is altijd maar de vraag.’ Voorbeelden zijn er volgens Spong genoeg. ‘Denk aan etnische profilering, dat is iets wat de samenleving heel sterk raakt.’ In een zaak waar dit onderwerp aan de orde is, zal een Officier van Justitie er nauwelijks aandacht aan besteden. Een advocaat moet daarover pleiten om de rechten in een samenleving op scherp te stellen. De ontwikkelingen in het recht komen niet van Onze Lieve Heer, die moeten van advocaten komen.’
‘Ik ben een totaal vrije, onafhankelijke vogel.’
Minder makkelijk was de keuze voor een rechtenstudie. Voordat Spong daaraan begon, heeft hij nog even Politicologie gestudeerd. Na een jaar hield Spong het daar weer voor gezien. ‘Ik koos uiteindelijk toch voor Rechten, dat vond ik lekker concreet’, grijnst hij. Spong studeerde eind jaren zestig in Amsterdam. Naar eigen zeggen was dat een heftige tijd. ‘Maar zelf stond ik niet op de barricaden, ik was meer een toeschouwer.’ Toch heeft zijn studententijd wel invloed op hem gehad. ‘Tijdens mijn studie heb ik een gezagskritische houding ontwikkeld, ik werd daarmee geïnfecteerd. Dat is van invloed geweest op mijn houding als advocaat.’ Hierin ligt meteen de tweede reden waarom Spong voor de advocatuur koos. ‘De rechter en de Officier van Justitie zijn allebei onderworpen aan gezag en daar ben ik dus een beetje allergisch voor.’ Hoewel Spong nog altijd beheerst spreekt, klinkt de afkeuring in zijn stem door. ‘Die hele gouvernementele organisatie waarin de rechter en Officier van Justitie zijn ingebed, stuit me tegen de borst’, vertelt Spong. ‘Laat ik een voorbeeld geven. Als ik vandaag een nieuw fotokopieerapparaat wil aanschaffen, dan bestel ik het vanmiddag en is het morgen geleverd. Daarvoor hoef ik niet twintig formulieren in te vullen en toestemming te vragen aan drie hogergeplaatsten, iets wat een Officier van Justitie waarschijnlijk wel moet doen. Ik ben een totaal vrije, onafhankelijke vogel.’
Filosofie in de rechtszaal
Die gezagskritische houding blijkt eens te meer wanneer Spong verder gaat over wat zijn taak als advocaat, nu is. ‘Als advocaat ben je in veel zaken een beetje grensverleggend bezig.’ Zijn doel is om de rechter keer op keer te laten filosoferen over bepaalde punten. Het beeld dat een advocaat alleen maar gelijk wil krijgen, wordt enigszins genuanceerd door Spong. ‘Als het gaat om een belangrijke juridische kwestie is het niet erg als je geen gelijk krijgt. Want je dwingt de rechter nog eens stil te staan bij een belangwekkende rechtsvraag. Dat is waanzinnig interessant’, concludeert Spong. Dan staat hij op en slaat hij zijn handen ineen. ‘Zo, nu hebben jullie wel genoeg denk ik.’ De fotograaf mag nog net een foto maken, maar daarna is de tijd echt op. ‘Ik heb maar een half uurtje’ was zeker niet gelogen.