Home Reportage Dubbel spel

Dubbel spel

door Redactie

Sommige studenten ervaren hun studie al als topsport, maar op de Radboud Universiteit lopen ook studenten rond met een échte Olympische droom. Zij combineren hun studie met urenlange, dagelijkse training op Papendal, het grootste topsporttrainingscomplex van Nederland.

Tekst: Julia Mars en Madelon Thevis
Foto’s: Ted van Aanholt

Dit artikel verscheen eerder in de zesde editie van ANS.

MeeloopANS6 400xVerscholen in de bossen bij Arnhem ligt Papendal, het grootste topsporttrainingscomplex van Nederland. Honderden topsporters maken hier dagelijks gebruik van zeer uiteenlopende trainingsfaciliteiten: waar aan de ene kant van het terrein de golfballen meters ver door de lucht worden geslagen, stunten aan de andere kant BMX’ers over de baan en dribbelen basketballers over het veld. Bijzonder op Papendal zijn de jeugdtalententeams. Deze zestien- tot twintigjarige sporters zitten naast de trainingen nog op school of doen een vervolgopleiding. Ook op de Radboud Universiteit lopen studenten rond die naast hun studie op Papendal wonen en trainen. Eén van hen is eerstejaarsstudent Economics and Business Economics Leon Luini, die hier traint om de volleybaltop te bereiken. Om beide balletjes hoog te houden, leeft hij volgens een strak schema. ‘Ik moet veel vrije tijd inleveren, maar uiteindelijk is het ontzettend gaaf om op Papendal te mogen trainen.’

Best of both worlds
Het is een gure, regenachtige ochtend in maart. Met een afwezige blik in zijn ogen staat Leon voor de Universiteitsbibliotheek te wachten op de bus. Leon zit met zijn hoofd bij de oefenwedstrijd van gisteren. Een harde tik echoot door de sportzaal, waardoor de bal met fikse snelheid over het net heenvliegt. ‘Voor mij!’ roept Leon. Op fervente wijze duikt hij op zijn knieën om te voorkomen dat de bal en de grond zich met elkaar verenigen. Helaas, niet fervent genoeg. ‘Allemachtig Luini, dat kan beter!’ galmen de woorden van zijn strenge coach na in zijn hoofd.

Leon schrikt op uit zijn gedachten en checkt of hij de bus al ziet naderen. Hoewel zijn collegedag nog niet is afgelopen, staat Leon iets na elven alweer op het punt om naar huis te gaan. Om zijn droom ooit voor een grote, internationale club te mogen spelen waar te maken, traint zijn team elke middag drie uur lang intensief volleybaltechnieken in de zaal. Vervolgens zweten ze nog een uur verder tijdens een uitvoerige krachttraining. De bus arriveert en Leon neemt plaats tussen de andere studenten.

‘Ik vind het leuk om de combinatie van twee werelden te hebben. Bovendien kun je natuurlijk niet je hele leven sporten.’

Het klinkt misschien overbodig: een volledige studie volgen wanneer je toch al weet dat je topsporter wilt worden. Leon legt gepassioneerd uit waarom hij deze keuze maakte. ‘Ik vind het leuk om de combinatie van twee werelden te hebben. Bovendien kun je natuurlijk niet je hele leven sporten. Stel je raakt geblesseerd of je haalt de top niet, dan moet je wel iets achter de hand hebben.’ Het combineren van het vele sporten met het universiteitsleven is niet altijd makkelijk. Zo heeft de sporter laatst een wiskundetoets moeten missen, die hij niet kon inhalen. ‘Volleybal gaat voor mij altijd voor’, zegt Leon. ‘Gelukkig telde de toets niet zo zwaar.’ Echte studievertraging heeft hij nog niet opgelopen. Met een beetje gepuzzel lukt het hem meestal de twee schema’s te combineren. ‘Vaak kan ik met mijn docenten regelen dat ik verplichte werkgroepen mag skippen’, vertelt hij.

meeloop ANS6 350xVoor wat hoort wat
‘Hé Luini!’ klinkt een enthousiaste kreet, wanneer Leon op station Arnhem Centraal in de bus richting Papendal stapt. Het is de achttienjarige Jesper van Muiden, een teamgenoot van Leon. Ook hij komt net uit zijn college. Leon begroet hem met een handdruk en de twee beginnen meteen een gesprek over de training van straks. ‘Gelukkig mogen we elkaar, want je teamgenoten kies je niet uit’, zegt Jesper met een grijns. Leon stemt daarmee in. ‘Het grootste gedeelte van de tijd breng ik met mijn teamgenoten door. Op de uni heb ik wel een paar vrienden, maar helaas mis ik een hoop lunch- en stapplannen vanwege mijn drukke schema.’ Student of niet, voor een topsporter zitten uitgaan en alcohol drinken er niet in. Zelfs in het weekend is er geen tijd voor feestjes. ‘Tijdens het competitieseizoen spelen we op zaterdag wedstrijd en zijn we alleen op zondag vrij. Daarnaast hebben we maar weinig vakantie: met kerst hebben we vijf dagen vrij en in de zomer twee of drie weken.’

Voordat de training begint, luncht Leon samen met twee teamgenoten in de algemene kantine van het sportcomplex. In de kantine, waar de kleur oranje in vrijwel al het meubilair terugkomt en alle muren vol staan met grote afbeeldingen van nationale Olympische helden, wordt eten geserveerd waar de nieuwe Refter jaloers op zou zijn. Naast verse sappen, broodjes en een saladebar is er een kok die voor je neus grandioze omeletten klaarmaakt. Iets ongezonds valt niet te bespeuren in de ruimte. ‘Ik heb geen specifiek dieet waaraan ik me moet houden, het is mijn eigen verantwoordelijkheid dat ik gezond eet’, vertelt Leon. ‘Wel worden een aantal lichaamswaarden, zoals mijn vetpercentage, bijgehouden.’

Jongeren onder elkaar
Na het eten gaat Leon naar zijn kamer om zich om te kleden voor de training. Zijn kamer bevindt zich in een oud, maar mooi gebouw binnen Papendal. Hij mag dan wel een topsporter zijn, maar ook deze eerstejaarsstudent wordt gewoon wakker in een compact kamertje dat iets weg heeft van de kamers op het SSH&-complex Hoogeveldt. Tussen zijn eenpersoonsbed en de muur past net een bureautje. Op twee kasten na zijn dit de enige meubels. Deze soberheid wordt enigszins gecompenseerd door het luxe espressoapparaat. ‘Ik ben toch half Italiaans, hè’, grapt hij daarover, terwijl hij op het bed gaat zitten om zijn sportschoenen aan te trekken. Leon vertelt dat hij gezellige huisgenoten heeft: ‘Op deze verdieping wonen voornamelijk volleyballers en volleybalsters, we kennen elkaar heel goed. Na de training chillen we vaak met zijn allen in de woonkamer.’ In het midden van de ruimte staat een grote tafeltennistafel. ‘Er komen hier alleen maar topsporters, dus fanatieke partijtjes zijn hier geen uitzondering’, vertelt Leon met een grote glimlach. Wanneer hem wordt gevraagd hoe het eigenlijk zit met de volleybalsters, moet hij een beetje lachen. ‘Je zit met allemaal jonge mensen in één huis, dus natuurlijk gebeurt er wel eens wat. Maar we zijn voornamelijk gewoon vrienden, hoor.’ De condoomautomaat op het gemeenschappelijke toilet doet andere dingen vermoeden.

‘De feedback is soms pijnlijk om te horen, maar je moet het niet persoonlijk opvatten.’

Het Darwin-principe
Hoewel de training pas om twee uur begint, is het grootste gedeelte van het team al een half uur van tevoren in de zaal. Deze ziet eruit als een doodgewone gymzaal, op het grote tv-scherm aan de muur na. Hierop is live te zien wat er in de zaal gebeurt. ‘Zo kunnen we onze bewegingen in slow motion terugkijken’, legt Leon uit. Als de rest van Leons team binnenkomt, is de jeugdigheid van het team goed te merken. Een groot kabaal breekt los als zeventien jongens door de zaal stuiteren. Even later komen ook de twee coaches binnen, ze begroeten het team met een vriendschappelijke schouderklop of een speelse duw. Wanneer de training van start gaat, is het ineens muisstil. Eerst wordt de oefenwedstrijd die het team de dag ervoor heeft gespeeld uitvoerig besproken. Deze ging helaas niet al te best en de nabespreking is pittig. De teamgenoten moeten van zichzelf en van elkaar zeggen wat er beter kon. ‘Het is belangrijk dat de trainers streng zijn’, vertelt Leon. ‘De feedback is soms pijnlijk om te horen, maar je moet het niet persoonlijk opvatten. Onze trainers doen er alles aan om ons beter te maken en daarvoor zijn we uiteindelijk hier.’

MeeloopANS6 750x

Na de bespreking begint de fysieke training. De jongens doen intensieve oefeningen, die bestaan uit een combinatie van volleyballen en fitness. Bij één jongen, die nog niet zo lang bij het team speelt, gaan die oefeningen niet zo soepel, waar hij met een partij scheldwoorden op reageert. ‘Waarom was je zo aan het schelden?’, vraagt de coach hem als het team na de oefening weer bij elkaar komt. De jongen kijkt naar de grond en geeft toe dat de oefeningen hem nog niet zo goed lukken. Een seconde later loopt er een traan over zijn wang. Dit geeft het fanatisme van het team goed weer. ‘Het team is een selectie van enkel de beste spelers’, legt een van de coaches later uit. ‘Dat realiseren de jongens zich heel goed. Het is hard werken om erbij te kunnen horen.’

Erbij horen na te zijn geselecteerd, is dus een kwestie van hard werken, maar topsport is volgens Leon niet voor iedereen weggelegd. ‘Je moet hard zijn. Niet alleen de trainers kunnen kritisch zijn: ook moet je zelf soms gemeen kunnen zijn tegen je teamgenoten. We moeten samen presteren.’ De druk is hoog en het is niet altijd makkelijk, maar ‘als je echt wil en bereid bent er dingen voor op te offeren, is het zeker goed te combineren’, spreekt de jonge sporter temperamentvol. ‘Het is het me allemaal dubbel en dwars waard.’

Laat een reactie achter

Gerelateerde artikelen