Bij het Radboud Sportcentrum kunnen studenten voor bijna alle sporten terecht, maar freerunnen hoort daar niet bij. Dit kan wel op andere plekken: gewoon in de Nijmeegse straten, bijvoorbeeld. ANS ging de binnenstad in en ontdekte de wereld van het freerunnen.
Tekst: Pien Goutier en Aaricia Kayzer
Foto’s: Janine Visschedijk
Dit artikel verscheen eerder in de zevende editie van ANS.
In de brandende namiddagzon ziet De Lindenberg eruit als de set van een arthousefilm. Dit oude schoolgebouw staat bij de meeste studenten bekend als cultureel centrum en feestplek. Quinten Mennen en Brandon van Schijndel komen hier echter niet om kunst te kijken op een expo of om hard te gaan op techno: voor hen heeft het gebouw een heel andere functie. Muurtjes, regenpijpen, kozijnen of zelfs het dak: alle delen van het gebouw zijn bruikbaar voor hun freerunstunts. De jongens stallen hun spullen uit in het gras en zetten muziek aan. Uit hun speakertjes klinken dansbare R&B-beats. Zonder aankondiging maakt Mennen een verre sprong van het ene muurtje naar het andere. Van Schijndel werkt zichzelf in een raamkozijn en springt er met een snelle salto weer uit. Waar anderen tijdens het rondhangen alleen maar grappen, lachen en ouwehoeren, maken Van Schijndel en Mennen tegelijkertijd salto’s en sprongen alsof het niets is. Het lijkt net apenkooien, maar dan met een aanzienlijk hoger superheldengehalte. ANS kijkt ademloos naar de capriolen van de twee freerunners en gaat met ze in gesprek.
Jong geleerd
Van Schijndel was al op de basisschool gefascineerd door stunts en acrobatiek. Salto’s maken probeerde hij gewoon tijdens het speelkwartier. Volgens zijn moeder was dit allemaal maar gevaarlijk: ze raadde hem aan om op turnen te gaan. Daar vond hij niet helemaal wat hij zocht. ‘Te weinig adrenaline’, aldus Van Schijndel. Hij besloot te gaan freerunnen, wederom op aanraden van zijn moeder. Van Schijndel merkt overigens nog wel voordelen van zijn turnachtergrond. ‘Bij freerunnen maak je ook veel radslagen en arabieren. Bij turnen leer je die technisch perfect beheersen.’ Inmiddels doet hij al zes jaar aan freerunnen en geeft hij freerunles op sportcomplex De Hazenkamp.
Voor Mennen is de sport nog wat nieuwer, maar ook bij hem kriebelde het al vroeg. Hij rende als kleine jongen al tegen muren op. ‘Het was duidelijk dat ik daar iets mee moest gaan doen’, legt Mennen uit. Net als Van Schijndel kwam hij uiteindelijk op aanraden van zijn moeder bij De Hazenkamp terecht. Hij heeft nu drie jaar ervaring met freerunnen. Genoeg om gekke stunts te doen, maar een niveauverschil met Van Schijndel merkt hij zeker. Dat vindt hij niet erg. ‘Het helpt om te trainen met mensen die beter zijn dan jij. Je neemt dingen over, of zij kunnen je helpen met stunts die je nog niet goed beheerst.’
Levend thuiskomen
De moeders van Mennen en Van Schijndel kwamen dus op het idee, maar ze kijken niet juichend toe als de jongens hun sport beoefenen. Mennens ouders hoeven zijn stunts niet te zien. ‘Ze zeggen: “Doe het maar gewoon. Zolang wij het niet hoeven te zien en je levend thuiskomt, is het goed.”’ Van Schijndel liet zijn moeder een keer een backflip zien. ‘Doe dat alsjeblieft nooit meer’, was haar reactie. Hun leeftijdsgenoten zijn minder bezorgd. Mennens vrienden vonden zijn stunts in het begin vooral indrukwekkend: ‘Wow, je kan een side flip!’ Helaas zijn ze er inmiddels aan gewend. ‘Nu zeggen ze eerder: “Hou eens op met je salto’s, uitslover”’, lacht Mennen.
De zorgen van hun ouders zijn niet ongegrond: de stunts gaan niet altijd van een leien dakje. ‘Toen we laatst het dak van De Lindenberg beklommen, ging het niet helemaal goed, hè?’, zegt Mennen grappend tegen Van Schijndel. ‘Je rolde toen door die plas water heen.’ Helaas zijn niet alle ongelukken even komisch: Mennen vertelt dat hij zijn nek een keer heeft gekneusd bij een dubbele frontflip. Ook heeft hij zijn rechterpols met een stunt permanent geblesseerd. ‘Ja, daar zit ik nu wel mee’, geeft hij toe. Van Schijndel heeft als resultaat van een verkeerde landing na een dubbele achteruitsalto al een tijd last van verrekte enkelbanden.
Zulke incidenten zorgen wel voor zenuwen, zeker op het moment vlak voor de sprong. ‘Soms ben ik bang dat ik weer door mijn enkel ga’, bekent Van Schijndel. Die zenuwen worden nog begrijpelijker als de jongens een ander voorbeeld aanhalen: een kennis liep na een mislukte stunt een schedelbreuk op. Toch is dit voor Van Schijndel en Mennen geen reden om te stoppen met de sport. ‘Als je merkt dat je ergens last van krijgt, kan je gewoon iets anders trainen. Er is zoveel dat nog wel kan’, stelt Mennen. Van Schijndel knikt instemmend. Hoewel hij nog weleens bang is om verkeerd te landen, laat hij zich daar niet door afschrikken. ‘Het is een kwestie van goed opletten. Na een tijdje weet je prima wat je aankan en wat niet.’
‘Op veel plekken waar je geweldig kan freerunnen, is dat niet toegestaan.’
Voordelen en vooroordelen
De jongens hebben veel profijt van de sport: voor Van Schijndel is het de perfecte manier om zijn energie kwijt te kunnen. ‘Ik heb ADHD, dus dat is echt nodig.’ Mennen merkt op dat zijn skills hem een veilig gevoel geven,omdat je ‘gewoon keihard kan wegrennen en een dak kan beklimmen.’ Daarnaast zouden ze – in theorie – ook heel goede inbrekers zijn. Ze maken echter geen misbruik van hun talent. Sterker nog, Van Schijndel heeft zijn freeruntalent laatst nog gebruikt om zich netjes aan de wet te houden. ‘Ik was vergeten in te checken op het station, dus bij de eerstvolgende halte moest ik snel naar een paaltje. Boven stonden te veel mensen, dus ik moest beneden inchecken. Omdat ik snel over een hekje heen kon springen, was ik weer op tijd terug.’
Mennen en Van Schijndel zijn dus geen bad boys, maar ze krijgen regelmatig negatieve reacties. Vooral oudere mensen doen vaak moeilijk. ‘Op veel plekken waar je geweldig kan freerunnen, is dat niet toegestaan’, legt Mennen uit. ‘Je bent er net tien minuten en dan heeft iemand alweer de politie gebeld.’ De klachten hebben volgens de heren weinig te maken met daadwerkelijke overlast, want de muziek staat nooit hard. Van Schijndel en Mennen denken dat het vooral komt door het imago van de sport. ‘Mensen denken meteen dat je dingen kapot aan het maken bent’, vertelt Mennen. Als de klagende mensen niet al te boos overkomen, proberen de jongens nog wel eens uit te leggen hoe de sport precies in elkaar steekt. Gelukkig krijgen ze ook veel positieve reacties. ‘Ik zou alle botten in mijn lijf breken’, merkt een voorbijganger bewonderend op als hij de jongens in actie ziet.
‘Mensen denken al heel snel dat je stoer probeert te doen.’
Geen uitslovers
De stunts zien er stoer uit, maar dat is niet waar Van Schijndel en Mennen het voor doen. Tegen het einde van hun sportsessie vertellen de jongens dat ze juist helemaal geen uitslovers willen zijn. ‘Mensen denken al heel snel dat je stoer probeert te doen. Dat is best irritant’, zegt Van Schijndel. De twee hebben juist serieuze bedoelingen en dromen ervan ooit aan grote freerunwedstrijden deel te nemen. ‘Ik zou heel graag meedoen aan Art of Motion, een freerunwedstrijd in Santorini. Daar komen de allerbesten van de wereld naartoe’, vertelt Mennen. Ook Van Schijndel ziet de Griekse freerunwedstrijd wel zitten. Die serieuze ambities nemen niet weg dat de jongens ook gewoon lol trappen bij het trainen. ‘Na de training van dinsdag kijk ik alweer uit naar die van donderdag’, vertelt Mennen. Van Schijndel beaamt dat. ‘Het is iets waar je de hele week naartoe leeft.’