Op 21 december treedt het Nederlandse Studenten Jazz Orkest (NSJO) op in het Nijmeegse poppodium Doornroosje. Tweeëndertig musici trekken het hele land door voor audities en repetities, om uiteindelijk op te treden in zes verschillende steden. ANS nam een kijkje achter de schermen bij de voorbereidingen voor de Nederlandtour van het NSJO.
Tekst: Celis Tittse en Floor Toebes
Foto’s: Ted van Aanholt
Dit artikel verscheen eerder in de derde editie van ANS 2019-2020
In een muziekcentrum in hartje Utrecht loopt het storm: de audities van het Nederlands Studenten Jazz Orkest (NSJO) zijn in volle gang. Het NSJO is een nationaal studenten-jazzensemble dat elk jaar toewerkt naar een week lang optreden in zes verschillende studentensteden. De muzikanten spelen in grote zalen zoals Doornroosje, Tivoli en de Melkweg. Het is niet voor iedereen weggelegd om op deze podia te spelen: van de ruim 70 auditanten komen er slechts 32 in het orkest. Er wordt streng geselecteerd en ieder jaar zijn er nieuwe audities, ook wanneer je al eerder hebt meegespeeld.
Reden genoeg voor Nijmeegse auditant Joos Munneke om zenuwachtig te zijn. Nog een beetje gespannen maar vooral opgelucht loopt de hij de koffiekamer in. ‘Hoe ging het?’, vraagt bestuurslid Jorine Oosting. Iemand anders schenkt slappe koffie voor hem in terwijl hij nog een beetje wiebelend op zijn benen antwoordt: ‘wel goed, geloof ik.’ Hij maakt de stoel vrij van flyers voor hij gaat zitten. De ontvangstruimte is bezaaid met NSJO-stickers, -vlaggetjes en -posters. Ondanks de studentikoze uitstraling, is het NSJO een behoorlijk serieuze organisatie waar bestuursleden hun handen vol aan hebben. Vanaf maart zijn ze al druk in de weer om niet alleen concertzalen, het vervoer en verblijf te regelen, maar ook om auditanten te werven, een dirigent aan te stellen en twee beroepssolisten te vinden die meespelen.
‘De houterige strijkers moeten soms nog een beetje loskomen in de heupen.’
Ratatouille aan instrumenten
Een landelijke tour georganiseerd door studenten klinkt als een rampenplan. Er kunnen een hoop praktische dingen misgaan, zoals het vinden van genoeg slaapplekken. De grootste uitdaging ligt echter ergens anders volgens Oosting: ‘We hebben een bijzondere samenstelling van muzikanten. Het NSJO bestaat namelijk uit zowel bigbandspelers als strijkers, iets wat zelden voorkomt.’ Het bestuurslid gebaart naar de cellokisten, gitaartassen en blaaskoffers die tegen de muur staan opgesteld. ‘Onder studenten zijn de klassieke wereld en de jazzwereld nog weinig gemengd. Daarom is het een hele opgave om het orkest tot één geheel te brengen.’ Oosting lacht: ‘de houterige strijkers moeten soms nog een beetje loskomen in de heupen.’ Nadat de strijkers zijn ontdooid, is het de beurt aan het toekomstige publiek. Het is namelijk de bedoeling om jazzmuziek te spelen waar studenten goed op kunnen dansen.
Het orkest speelt om die reden toegankelijke stukken voor het publiek, maar het repertoire is niet eenvoudig voor de musici. ‘Voor studenten is dit het hoogste niveau binnen de bigbands in Nederland’, vertelt auditant Munneke. ‘Eén stap verder bestaan de ensembles vrijwel alleen uit beroepsmuzikanten.’ Om auditie te doen wordt er daarom wel wat gevraagd van de deelnemers: ‘Je moet drie stukken spelen, waarvan er twee zijn gekozen door de jury en je mag er één zelf kiezen. Twee weken geleden kreeg ik de bladmuziek en kon ik beginnen met oefenen.’
Vleeskeuring in de kelder
De Utrechtse Laurens Haverkate doet vandaag als laatste auditie. Vorig jaar zat hij zelf in het bestuur, maar dat is geen garantie om in het orkest te komen. Als veteraan is hij te vinden in de koffiekamer. Hij is geanimeerd in gesprek, maar als het bijna tijd is, slaan de zenuwen toe en begint ook hij onrustig te ijsberen. Dan haalt bestuurslid Oosting hem op en dalen ze af naar de kelders van het oude gebouw. Haverkate duikt snel één van de twee ruimtes in om nog vlug te oefenen. Dan opent de tweede deur en een zenuwachtige auditant loopt haastig naar buiten. Daarachter is de jury zichtbaar: twee bestuursleden en dirigent Nils van Haften. Als iedereen zit, is het tijd om te starten. ‘Voor welke positie doe je ook alweer auditie?’, vraagt Van Haften. Haverkate wil dit jaar leadtrombone spelen in plaats van bastrombone. ‘Gewoon, iets nieuws leek me wel leuk’, legt hij zenuwachtig uit. De jury knikt en Haverkate mag beginnen met spelen. ‘Zonder backingtrack klinkt het misschien een beetje gek, verklaart hij voordat hij een jazzmelodie inzet.
De dirigent tikt mee op de maat en leest nauwkeurig of de auditant alle noten goed volgt. De andere juryleden noteren af en toe iets op een beoordelingsformulier. Daarna volgen twee fragmenten met achtergrondmuziek. Hele nummers kan Haverkate niet uitspelen vanwege de geringe tijd van de auditie. Aan het eind krijgt hij een uitbundig applaus en de jury stelt hem gerust. Haverkate bedankt de jury en het hele gezelschap loopt naar boven. De auditiedag zit erop.
Arrangeren kun je leren
Nadat de jury en het bestuur hebben besloten wie er wel en niet in het orkest komt, verschuift de aandacht naar wat ze gaan spelen. Student Data Science aan de RU en oprichter van de Studenten Bigband Nijmegen (SBBN), Berend van Deelen, is één van de groep arrangeurs van dit jaar. ‘Het houdt in dat ik voor elke muzikant de bladmuziek schrijf, zodat iedereen precies weet wat hij moet spelen’, vertelt hij. In het gesprek vallen de grote handgebaren op. Dit jaar speelt hij na drie keer auditie te hebben gedaan ook mee als muzikant in het orkest. ‘En dit wordt mijn derde jaar dat ik voor het orkest arrangeer.’ Van Deelen is vooral gepassioneerd over zijn bezigheden bij het NSJO. ‘Ik ga mijn studie wel afmaken en er een parttimebaan in het werkveld bij zoeken. Daarnaast kan ik me volledig storten op de muziek. Aan de financiële onzekerheid van de muziekwereld heb ik minder behoefte.’ In zijn studententijd wil hij blijven arrangeren.
‘Om het mooi te laten klinken heb je kennis van ieder instrument nodig.’
‘Bij het schrijven van een arrangement is de uitdaging de samenklank van de musici. Om die mooi te laten klinken heb je kennis van ieder instrument nodig.’ De partituur moet speelbaar zijn voor de muzikanten, maar de helft van de stukken wordt gearrangeerd door studenten. Om ook bij die arrangementen de hoge kwaliteit te waarborgen, organiseert het NSJO een ‘arrangers masterclass’ waarin de studenten worden begeleid door een professionele arrangeur om zo een goed mogelijk stuk te schrijven voor het orkest. ‘Over het algemeen doen alleen conservatoriumstudenten mee aan die masterclass’, geeft Van Deelen aan. Hij is als RU-student een uitzondering op de regel.
Razende repetitie
‘One, two, three, and’- Het orkest zet in en muziek vult de ruimte. Het is drie weken na de audities: het repetitieweekend is begonnen. In de kleine repetitiestudio is Munneke te herkennen en ook de bestuursleden spelen mee. Haverkate is echter nergens te bespeuren: blijkbaar is hij niet toegelaten. Dit weekend oefent het NSJO twee volle dagen in de kelder van het conservatorium van Amsterdam. Het orkest speelt acht uur achtereen met slechts een aantal korte pauzes tussendoor. Hoe serieus ze dan ook zijn, het blijven studenten. Aan hun bleke gezichten is af te lezen dat ze nog brak zijn van een wilde uitgaansnacht. Ondanks hun vermoeidheid, deinzen de muzikanten regelmatig mee op de maat terwijl ze een rumba doorspelen. Ze kirren ‘Arriba!’ en maken allerlei tropische geluiden. Dirigent Van Haften lacht: ‘Dat staat er niet, jongens!’ In alle ernst spelen de studenten door. Af en toe worden ze onderbroken met aanwijzingen van de dirigent zoals: ‘Hier moeten jullie crescendo spelen’ of ‘op deze noot moet de nadruk komen’.
Na een korte koffiepauze zijn ook de student-arrangeurs van de masterclass aanwezig. Zij zijn gekomen om specifieke aanwijzingen te geven en vragen van het orkest te beantwoorden. Die zijn er veel: om de haverklap springt iemand op met de vraag of een noot een accent moeten krijgen of met de opmerking dat een partij wel heel moeilijk is. ‘Ik denk dat er tien trompettisten in Nederland zijn die dit kunnen spelen’, geeft de leider van de blazerssectie, Joost Hooyman, bijvoorbeeld aan. ‘En degenen die dit kunnen, zitten hier niet’, betoogt hij. Het orkest lacht om Hooymans felheid en de arrangeur geeft toe: ik heb het jullie misschien te lastig gemaakt.
Op de planken
De tweede repetitiedag zit erop. Na het weekend gaan de leden hun eigen pad voordat ze weer samenkomen voor de repetitieweek over vier weken. In die zeven dagen sluiten ze zichzelf van de buitenwereld af om de puntjes op de ‘i’ te zetten, onder begeleiding van de dirigent en een aantal beroepsmuzikanten. Daarna trekken ze het land in om hun doel waar te maken: het maken van jazzmuziek dat het publiek in beweging brengt.